… is het begin. Ga maar na:
- Je moet je lezer er al in de eerste paar zinnen van overtuigen dat jouw boek haar* kostbare aandacht waard is.
- Je lezer moet weten met welke hoofdpersonage(s) ze te maken krijgt.
- Het conflict, ook als het nu nog niet speelt, moet al doorschemeren.
- En meer.
*Terugkerend thema: ik gebruik ‘zij’ en ‘haar’ in genderneutrale zin, dus inclusief ‘hij’ en ‘hem’.
De eerste scène van je boek moet een gamechanger zijn. Je lezer weet nog helemaal niets. Dus je moet haar informatie geven, maar zónder doorzichtig uit te leggen.
Daarbij moet wat er in die eerste scène gebeurt een eigen intrinsieke waarde hebben, en niet alleen maar dienen als een snelle op-de-hoogte-brenger.
Een goed begin is het halve werk
Eigenlijk is ‘het halve werk’ geen goede aanduiding. Zonder een goed begin heb je waarschijnlijk helemaal geen lezer. Je begin moet je lezer aan de haak slaan door de vraag op te roepen: hoe gaat het verder?
Boeiuh!
Alle argumenten om je boek boeiend te maken, gelden nog veel en veel meer voor het begin van je boek.
Zeker als je als schrijver nog onbekend bent en jouw boek moet concurreren met boeken van bestsellerauteurs, is het absoluut noodzakelijk dat je je potentiële lezer intrigeert. En dat moet verhipte snel, want terwijl jouw kandidaatfan de eerste zinnen van je boek leest, schreeuwen een heleboel andere aandachtstrekkers – andere boeken, films en filmpjes, Netflixseries, social media en nog veel meer, om haar aandacht.
Het begin van je boek moet dus zo dwingend zijn dat ze al die andere lokroepen niet eens meer hoort.
Wie zijn de hoofdrolspelers?
Als je lezer aan je boek begint, dan verwacht ze dat alle personages die ze in je eerste scène voorgeschoteld krijgt, belangrijk zijn. Als daar geen hoofdpersonage in zit, of er zitten veel bijpersonages met naam en toenaam in, dan voed je je lezer met verkeerde informatie over wie de centrale figuur van je verhaal is. Je lezer raakt de draad kwijt en haakt af.
Laat dus je eerste scène rondom minimaal één hoofdpersonage spelen en wees daarbij zuinig met bijfiguren, en zeker met bijfiguren met een naam.
‘Ik moet je iets vertellen…’
Niks d’rvan, je moet je lezer juist iets laten zien!
Dat geldt voor je hele boek, maar in het begin, waar je lezer nog helemaal niets weet, is het extra lastig om haar te voeden met de informatie die ze nodig heeft om chocola van je verhaal te kunnen maken, zonder dat het opvalt dat je dat aan het doen bent. Zéker als je verhaal, zoals mijn boek-onder-constructie, voor de helft van de tijd speelt op een buitenaardse planeet, met buitenaardse personages, die een buitenaardse biologie hebben, en een buitenaardse cultuur.
Het is een subtiel spel, waarbij je telkens precies voldoende informatie op een natuurlijke manier door laat sijpelen op het moment dat dat nodig is. Dat is moeilijk, ja. Maar niemand heeft gezegd dat goed schrijven gemakkelijk is.
Trap daarbij niet zoals ik in de val om heel veel via dialogen te informeren; vaak laat je de gesprekspartners elkaar zo dingen vertellen die ze zelf allang weten. Dat klinkt onecht. Kijk maar naar dit rake voorbeeld van Marcel van Driel: ‘Hé, ben jij niet die jongen met die tante die gisteren met mijn zus over mij sprak, waarbij jullie dachten dat ik jullie niet hoorde?’
Gelukkig werd ik op tijd op mijn vingers getikt.
Meer over laten zien in plaats van vertellen, lees je hier.
De proloog
Een proloog lijkt handig om je hoofdpersonage middenin een bloedspannende scène met een Groot en Acuut Probleem te confronteren, en daarmee je lezer stiknieuwsgierig te maken naar hoe dat zo gekomen is. Waarna je van start gaat met het eigenlijke begin van je verhaal.
Toch raad ik je aan om geen proloog te gebruiken. Want het is een cliché.
Een proloog wordt door beginnende schrijvers zó vaak ingezet, dat uitgevers verzuchten dat 99% van de toegestuurde manuscripten beginnen met een proloog-die-bedoeld-is-om-de-lezer-nieuwsgierig-te-maken. Een proloog wordt daardoor gezien als een brevet van onvermogen. Zelfs als dat niet het geval is.
Ook als je je boek zelf gaat publiceren: doe het niet als het niet per se moet. Want waar een uitgever op afknapt, daar kan je lezer ook op afknappen.
De spiegel
Net zo’n cliché is je personage in de spiegel laten kijken, als lekker handig middel om te laten weten hoe ze eruitziet. Niet doen! Die manuscripten uit de vorige paragraaf die uitgevers zuchtend op de stapel ‘Afgewezen’ leggen? Die bevatten vrijwel altijd ook De Spiegel. En vaak in de proloog. :-p
Mijd die spiegel dus alsof je een vampier bent.
Dat zijn een hoop regels, Miriam. Maar die moest ik toch loslaten?
Daar heb ik inderdaad een aantal artikelen over geschreven – lees die vooral ook! Maar hou in gedachten:
You have to know the rules before you can break them.
Happy beginnings!
PS: hier lees je nog meer over begin, midden en einde van je boek.
PPS: de podcast Het aller-állermoeilijkste van je boek kun je hier luisteren.