Je hebt een geweldig verhaal bedacht voor je boek, en nu wil je eraan beginnen. Maar hoe begin je? Je weet dat je begin zo moet zijn dat het je lezer meteen fascineert, zodat hij of zij* blijft doorlezen. Je eerste scène is daar dus cruciaal voor.
Wat moet je doen en wat niet?
Zorg dat minstens de eerste alinea’s zo spannend of intrigerend zijn als je kunt. Stel bijvoorbeeld dat in de eerste alinea slechts één personage voorkomt. Als het onduidelijk is wie of wat dat personage is, wat hij doet of wat zijn rol is, kan dat je lezer in verwarring brengen. En dat helpt haar niet om geïnteresseerd verder te lezen. Maak het dus duidelijk voor je lezer en probeer dat op een manier te doen die haar nieuwsgierig maakt.
Dat personage hoeft overigens niet de protagonist of antagonist te zijn, en zelfs niet per se een belangrijk personage (afhankelijk wat hij in de eerste alinea’s doet). Hij zou bijvoorbeeld iemand kunnen zijn die in een ongure buurt loopt en dan bijna ondersteboven gereden wordt door twee boeven die door de protagonist (of antagonist) achtervolgd worden. Zijn paraplu is open (het regent) en blijft haken achter de ruitenwissers, waardoor de boeven niets meer zien en tegen een container aan botsen. Zo kan de achtervolger ze te pakken krijgen.
Wat je niet moet doen is beginnen met de back story, het achtergrondverhaal, als daarin details worden verteld die niet of nauwelijks ter zake zijn. Dat maakt je begin saai. Beginnen met een back story kan wel, maar dan moet het relevant en essentieel zijn voor het verhaal. Én nieuwsgierig makend, door bijvoorbeeld interessant, spannend en/of intrigerend te zijn. In plaats van beginnen met de back story, kun je de informatie die je daarmee geeft ook verstrooien in het verhaal.
Ook als je geen back story gebruikt moet je in het begin geen onnodige details gebruiken. (Verder in het verhaal overigens ook niet. 😜) In het achtervolgingsvoorbeeld zijn de regen en paraplu nodig, dus die worden genoemd. De vervallen gebouwen in de straat kun je beschrijven om te laten weten dat het een ongure buurt is. Maar laat het daarbij.
Gebruik ook geen proloog, tenzij het echt nodig is.
Wat je wél moet doen in je begin is je protagonist vroeg inleiden, zodat je lezer zo spoedig mogelijk weet wie de hoofdrolspeler is, degene om wie het verhaal draait.
Het eerste personage in het voorbeeld hierboven is dus ook een middel om de protagonist (of antagonist) in de eerste alinea’s te introduceren.
Wat een knallend begin van je verhaal kan zijn is een start ergens midden in het verhaal (in media res). Gebruik iets wat opwindend, dramatisch, aangrijpend en/of bloedstollend is, zodat je lezer meteen meegesleept wordt. Het moet wel snel begrijpelijk zijn, anders is het misschien spannend, maar zonder dat je lezer snapt waar het over gaat.
Veel plezier met je boeiende start!
Hier vind je meer artikelen over begin, midden en einde van je boek.
*Waar ik ‘hij’ of ‘zij’, ‘hem’ of ‘haar’ en dergelijke gebruik, kun je ook andere genders lezen.