Stel, je lezer is vanaf het begin geboeid door je boek. Maar dan komt ze* bij het einde, en ze wordt teleurgesteld. Dat bederft een hoop van het plezier dat ze tot dat moment had. Kleine kans dat die lezer je volgende boek gaat lezen.
Al jouw inspanning, al dat schrijfwerk voor niets. 🙁
Een bevredigend einde is dus essentieel.
Grofweg bestaat dat einde uit een kwart tot een vijfde van je boek. Dat lijkt veel, maar je hebt het nodig, want al die draadjes die je in het begin en het midden van je boek hebt gefabriceerd, moeten stuk voor stuk netjes afgehecht worden. Waarschijnlijk had je, toen je met je boek begon en het verhaal in grote lijnen voor je zag, maar een deel van die draadjes in je hoofd. Maar verhalen hebben de neiging op eigen houtje allerlei ontwikkelingen voort te brengen, waarbij jij als schrijver slechts dient als nederige verslaglegger.
Hoe klinkt het slotakkoord?
That’s the question. Je kunt vijf soorten finales onderscheiden:
- Je hoofdpersoon wint.
- Je hoofdpersoon verliest.
- We weten niet of je hoofdpersoon wint of verliest.
- Je hoofdpersoon wint, maar verliest daarbij iets waardevols.
- Je hoofdpersoon verliest, maar wint daarbij iets waardevols.
Dat waardevolle dat je protagonist wint of verliest, is bij voorkeur niet iets banaals als geld of spullen, maar iets waar hij als mens van groeit; moreel, spiritueel of geestelijk.
Welke soort grande finale jouw boek moet krijgen, is uiteraard aan jou. Maar vaak duwt je boek je zelf al zachtjes een bepaalde richting op.
Een lezer die gewoon een (ont)spannend boek wil lezen, verlangt meestal een duidelijk einde, en het liefst een waarin je hoofdpersonage wint. Helder. Klaar. Simpel.
Een boek met een wat meer literaire ambitie mag van je lezer ook een wat meer ambigu einde krijgen. Iets wat haar aan het denken en filosoferen zet. En soms vindt ze zelfs dat dat moet. Je mag daarbij best wat vraagtekens openlaten. Zolang het verhaal maar onmiskenbaar voltooid is.
Elementaire deeltjes
Vijf elementaire deeltjes om te omarmen voor een bevredigend slot:
1. Stuur je protagonist een fuik in
Een verhaal draait altijd om het feit dat je hoofdpersonage ergens in gedwarsboomd wordt. Hij wil iets bereiken, iets hebben of iets voorkomen, en alles wat hij probeert mislukt. Steeds opnieuw doet hij een poging, maar hij faalt voortdurend.
In de filmwereld worden in een scenario meestal vijf plannen voor de protagonist ten tonele gevoerd, elk plan extremer en wanhopiger dan het voorgaande, waarbij plan 4 bijna slaagt, en daarbij nieuw inzicht oplevert, dat in plan 5 uiteindelijk voor de oplossing zorgt.
Nou is je boek geen filmscript, maar je kunt deze structuur wel gebruiken.
Wat er in het laatste kwart van je boek moet gebeuren, is dat je hoofdpersoon zich door al die mislukkingen langzaamaan gaat realiseren dat er slechts één, onvermijdelijk, pad naar zijn doel is. En dat is het pad dat hij de hele tijd juist uit de weg is gegaan.
De rol hierin van de antagonist, de tegenstander, is dat hij de obstakels op de weg naar het doel opwerpt. In het begin van het einde van je boek wint de antagonist steeds.
2. Maak het steeds erger voor je protagonist
Vlak voor het licht wordt is de nacht op zijn donkerst.
Je lezer moet ervoor gaan vrezen dat haar held, het hoofdpersonage, zijn doel nooit gaat bereiken. Er zijn nog maar weinig pagina’s te gaan en de oplossing lijkt verder weg dan ooit. Suspense! Hoe erger je het maakt, hoe aangrijpender het wordt.
Het kan natuurlijk ook zijn dat je hoofdpersonage de slechterik is. 🙂 Draai dan simpelweg alles wat ik hierboven geschreven heb om.
3. Los alle verhaallijnen op
Elke scène, elk hoofdstuk van je boek moet dienstbaar zijn aan het einde, direct of indirect. Dat kun je voor elkaar krijgen door het einde al van tevoren uit te denken.
Laat de minst belangrijke verhaallijnen als eerste eindigen en de belangrijkste het laatst. Zo werk je naar de climax toe. Voeg geen nieuwe personages of subplotjes toe; dat leidt maar af. De hoofdplot is waar het nu om gaat.
4. Laat geen losse eindjes achter
Zorg ervoor dat elke vraag die je hebt opgeroepen wordt afgehandeld. Niet per se beantwoord; het afhandelen kan er ook uit bestaan dat de vraag later wordt opgelost, na het slot, buiten je boek. Zolang je lezer maar niet het gevoel krijgt dat je zaken vergeten bent.
Let wel: elke vraag die relevant is voor de plot moet worden beantwoord.
5. Zorg dat het einde klopt
Zorg voor een kloppende finale. Geen rare, geforceerde oplossingen die uit de lucht komen vallen. Geen deus ex machina. Dan voelt je lezer zich bekocht. Dat betekent niet dat de finale niet mag verrassen. Maar het moet wel logisch voortkomen uit wat eraan vooraf is gegaan.
Wat het vaak ook goed doet, is als er in dat mooie, bevredigend einde een rol wordt gespeeld door iets wat eerder ten tonele is gevoerd en toen onbelangrijk leek.
Happy ending!
PS: Meer over begin, midden en einde van je boek vind je hier.
PPS: Liever luisteren? Dat kan hier.
* Waar ik ze/zij en haar schrijf, bedoel ik ook hij, hem en zijn. En andersom.