In je boek praten je personages met elkaar: de dialoog. Goede dialogen maken je verhaal levendig en zijn een handig middel om informatie aan je lezer te geven. Dialogen zijn dus heel belangrijk.
In Praktische tips: Dialogen en dialoogzinnen vind je allerlei praktische aspecten, zoals aanhalingstekens, inspringen, witregels, de komma binnen of buiten de aanhalingstekens, enzovoort. In het artikel dat je nu voor je neus hebt, geef ik je tips voor inhoudelijk goeie dialogen. Wat maakt een dialoog tot een goeie dialoog? Dat lees je hier en in deze andere artikelen.
Duidelijke gesprekspartners
Geef de gesprekspartners hun eigen stem in de dialoog. Geef ze een herkenbare tone of voice en vocabulaire. Je lezer moet aan ze kunnen aflezen waar ze zijn opgegroeid, wat hun culturele achtergrond is, wat voor werk ze doen, óf ze werken, welke ideeën ze hebben, wat hun smaak is, enzovoort. Idealiter weet je lezer wie aan het woord is zonder dat jij hem of haar hebt aangeduid. Zorg er dus voor dat je je personages door en door kent. Leg hun kenmerken vast, bijvoorbeeld in Evernote, maak een biografische schets, een verhaal van hun wezen, ook al komt daar maar een deel van in jouw verhaal terecht. Je dialoog moet niet letterlijk lijken op een dialoog in het echte leven: geen eh’s.., geen herhalingen, geen haperingen, geen ‘dinges’, geen ‘hoe heet het’, geen versprekingen. Tenzij functioneel, natuurlijk.
Situatie
Je personages hebben dus een duidelijk karakter en zijn goed herkenbaar in een dialoog, maar hebben natuurlijk niet altijd dezelfde stemming. In de ene situatie is je personage misschien moe en uitgeblust, in een andere gaat ze er juist enthousiast vol tegenaan. Ook maakt het nogal uit wie de gesprekspartner is: heeft je personage een hekel aan de ander? Dan zal ze anders klinken dan als ze stiekem verliefd is. Als ze iemand voor het eerst spreekt is ze misschien gereserveerd of zelfs wantrouwig, terwijl ze met iemand die ze al jaren kent en vertrouwt waarschijnlijk een eigen, ongedwongen, vriendschappelijke manier van praten heeft. Zorg er dus voor dat je personages praten op een manier die consistent is met hun persoonlijkheid, de gesprekspartner en de situatie.
Zeggen, antwoorden, mompelen, schreeuwen, fluisteren, sissen,…
Vaak heb je iets nodig om duidelijk te maken wie iets zegt, een zinsnede als ‘zei ze’ achter een dialoogzin: de dialooglabel. In zo’n zinsnede kun je variëren, zowel in het woord dat je voor het uitspreken gebruikt – hier dus ‘zei’ – als de plek waar het staat – voor of na de zin, of in een onderbroken zin – als in het soort woord – het hoeft niet altijd een synoniem te zijn van zeggen of antwoorden of al die andere woorden waarvan je hierboven een aantal voorbeelden ziet. Een paar voorbeelden van dialoogzinnen (ze zijn onafhankelijk van elkaar): Zinsnede vooraan:Ze vroeg: ‘Waar ga je naar toe?’ Zinsnede achteraan:‘Je bent een bitch,’ sputterde hij. Niet-rechtstreekse zinsnede:‘Donder op!’ Haar kin wees naar de uitgang. Zinsnede in onderbroken zin:‘Dacht je nou écht,’ sneerde hij, ‘dat ik je zomaar zou laten gaan?’
Dialoog onderbreken of tik-tak
Probeer niet te ‘creatief’ te zijn met de zinsneden die je hiervoor gebruikt. Je ziet daar wel eens op een verkeerde manier variatie in gebracht worden vanuit het idee dat dat sfeer geeft, en dan krijg je een lawine van geforceerde rolaanduidingen: ‘zei ze boos’, ‘zei hij geïrriteerd’ , ‘lachte ze weg’, ‘snauwde hij’, ‘smaalde ze’, ‘gekscheerde hij’, ‘siste ze’ (vaak in een zin zonder s-klanken). Dreigt dat jou te gebeuren omdat je denkt dat je anders te veel herhaling van ‘zei hij’ krijgt, dan is een van je opties de dialoog even te onderbreken. Je personage kan bijvoorbeeld iets doen – wel graag functioneel. Voorbeeld uit HEX, van Thomas Olde Heuvelt (heerlijk spannende urban fantasy):
Een andere optie is je dialoog tik-tak heen en weer te laten gaan. Dan hoef je geen dialooglabels op te nemen, de dialoogzinnen zelf zijn genoeg. Dit voorbeeld uit Superhelden 3, het derde deel van Marcel van Driels geweldige young adult-trilogie, bestaat bijna helemaal uit tik-taks: En hier een voorbeeld uit de spionageroman Versleuteld, van Donald Nolet:
Natuurlijk moet je er wel voor zorgen dat je lezer steeds weet wie aan het woord is, en dat wil nog wel eens onduidelijk worden. Zelfs bij grote, beroemde schrijvers gebeurt het mij wel dat ik van bovenaf beginnend moet aftellen: dit zegt A, dit zegt B, dit zegt A, enzovoort. Dat wil je niet want dat haalt je lezer uit zijn flow.
Functioneel
Je dialoog moet functioneel zijn, een noodzakelijke rol vervullen in je verhaal. Bijvoorbeeld het conflict goed neerzetten, het karakter van je personages schetsen, of: informatie overbrengen.
Informatieoverdracht
Een dialoog is een ideaal middel om je lezers informatie te geven. Informatie die ze nodig hebben om het conflict te zien, informatie om de plot voort te stuwen, informatie over de personages. Maar stop die informatie niet te geforceerd in de dialoog; deze dialoogzin bijvoorbeeld is een ramp: ‘Ik wil weten hoe het met je gaat omdat je vader niet je echte vader is, maar een man met een erfelijke genmutatie die als een tijdbom kortsluiting in je hersenen kan veroorzaken.’ Informatie kun je ook op andere manieren geven.
Verrassend en spannend
Verrassing ligt altijd ten grondslag aan iets wat boeiend is, of dat nou een grap, een verhaal of een dialoog binnen het verhaal is. Laat je personages dus anders reageren dan je lezer zou verwachten. Een dialoog die precies weergeeft wat de gesprekspartners in hun hoofd hebben zitten is niet boeiend. Een dialoog waarin wordt gesuggereerd, gemanipuleerd of waarin framing gebruikt wordt, een dialoog waarin je personages liegen, het met elkaar oneens zijn, dingen weglaten die ze zouden moeten zeggen, langs elkaar heen praten, vragen ontwijken of elkaar op het verkeerde been proberen te zetten, kortom: een dialoog waarin het niet draait om de uitgesproken tekst maar waarin onder de oppervlakte van alles gebeurt, dat is een dialoog die sprankelt, plaagt, uitdaagt, en je lezer aan je verhaal gebonden houdt. Framing is een term uit de psychologie en de communicatie, en houdt in dat woorden en zinnen zodanig worden gekozen dat die de gesprekspartner in een bepaalde richting duwen en een bepaalde overtuiging of een bepaald idee geven, zonder dat deze zich daarvan bewust is. Voorbeeld: als iemand zegt dat een auto ergens tegenaan knalde, dan zie je die auto in gedachten veel harder rijden dan als hij had gezegd dat de auto ergens tegenaan botste.
Indirecte dialoog
Zo’n dialoog, dus een dialoog die niet precies weergeeft wat de gesprekspartners in hun hoofd hebben zitten, wordt wel een indirecte dialoog genoemd. Maar omdat die term ook wordt gebruikt voor bijvoorbeeld: Jan zei dat hij zus-en-zo ging doen, noem ik het hier niet-directe dialoog, als tegenstelling van de saaie directe dialoog. Hier een voorbeeld van zo’n dialoog waarin wat er gezegd wordt, niet is waar het om draait, uit het fenomenale boek Bonita Avenue van Peter Buwalda:
Gevat, slim, welbespraakt
Je verhaal, je personages, de gebeurtenissen en conflicten: alles daarin moet larger than life zijn om interessant, spannend en opwindend te zijn. Je dialogen dus ook. Jij hebt vast ook wel eens, net als ik, dat je te laat bedenkt wat je had moeten antwoorden op een opmerking die je rauw op je dak viel, of waarvan je voelde dat het niet klopte maar je wist niet precies wat. Dat overkomt je personage dus niet – zij heeft spontaan een gevat weerwoord, een intelligente opmerking, een toepasselijk citaat. Wij schrijvers kunnen dagenlang dubben hoe de love interest in je verhaal zijn uitnodiging voor een date moet inkleden zodat het een offer she can’t refuse voor je heldin wordt, maar in je verhaal schudt hij dat nonchalant uit zijn mouw zodra de gelegenheid zich voordoet. Tenzij het functioneel voor je verhaal is, als hij daarin net zo stuntelt als wij gewone mensen, natuurlijk.
Hardop lezen
Dé lakmoesproef of je een goede en spannende dialoog hebt geschreven, is om deze hardop te lezen. Als je je dialoog hardop leest, hoor je vanzelf of deze natuurlijk klinkt. Als dat nog niet helemaal het geval is, kun je proberen of een andere volgorde van de dialoogzinnen, of een andere verwoording van wat er gezegd wordt, de kwaliteit omhoog brengt. Als dat het ook niet wordt en je kunt niet pinpointen waar het aan ligt, dan zit er maar één ding op: weggooien en opnieuw beginnen. Ja, schrijven kan lijden zijn, soms zelf met een hoofdletter L. Hou vol. Als troost: waar je moeite voor hebt moeten doen, geeft meer bevrediging dan iets wat is komen aanwaaien.
Samenvatting
Dus recapitulerend, een goede dialoog:
- heeft sprekers met een duidelijke eigen stem,
- past bij het personage, de gesprekspartner en de situatie,
- heeft geen geforceerde zinsnedes,
- heeft geen overtollige haperingen, versprekingen of herhalingen,
- heeft sprekers die gevat, slim en welbespraakt zijn,
- is puntig en niet langdradig,
- is functioneel,
- verrast,
- is larger than life.