Hoe richt je je boek in met hoofdstukken en scènes? Als je een boek leest, lijkt het vanzelfsprekend, zoals de schrijver zijn verhaal heeft ingedeeld. Maar als je een boek schrijft, blijkt dat vaak nog niet zo simpel. Voor non-fictie wijst dat zich in het algemeen vanzelf, maar voor verhalend proza is dat niet per se zo.
Voor de planners onder ons, de schrijvers die werken vanuit een van tevoren opgezet raamwerk en dat steeds gedetailleerder invullen, is het gemakkelijker te doen dan voor de ongestructureerden, de vrije vogels die gewoon beginnen en wel zien waar het verhaal hen brengt.
Voor de niet-planners, de vrije vogels, heb ik dit advies: vergeet die hoofdstukken voorlopig. Als je tijdens het schrijven een inval krijgt dat waar je nu mee bezig bent, een nieuwe hoofdstuk is, maak daar dan een notitie van en schrijf lekker verder. Is je verhaal eenmaal in zijn eerste versie geschreven, dan zie je bij het nalezen en herschrijven vanzelf wat de hoofdstukken zijn.
Die aanpak past veel beter bij jouw manier van schrijven dan als je tijdens de stroom van woorden en zinnen, aandacht moet geven aan structuurdingetjes. Wat hoofdstukken en scènes in wezen zijn.
De krekel en de mier
En de schrijvers die een mix zijn van planner en vrije vogel, een kruising van mier en krekel, zoals ikzelf? Ja, wij zijn eigenlijk het meest de klos. Wij kunnen eindeloos blijven schuiven met hoofdstukken en scènes en stukken van hoofdstukken en scènes tot we er helemaal dol van worden. Maar hé, niemand heeft ons een rozentuin beloofd, toch?
Tip (en opnieuw een note to self): bedenk dat je je boek nooit meteen in versie 1 helemaal krijgt zoals het moet zijn. (Dat geldt overigens voor alles en niet alleen voor je hoofdstukindeling.) Weet je zeker dat hoofdstuk 5 gesplitst moet worden en dat er een stukje moet verhuizen naar hoofdstuk 3? Prima, schuif en verhuis maar. En pas eventueel je tekst aan waar nodig.
Maar hou dan op met schuiven en herschrijven. Haal de krekel in jezelf naar boven. Schrijf verder – de mieren binnen de opgezette structuur, de krekels ins freie – en laat de finale beslissing over hoofdstuk 5 en hoofdstuk 3 en al dat andere liggen tot de eerste lees- en herschrijfronde. Als je de eerste versie van je boek hebt geschreven. Wie weet, denk je er tegen die tijd weer heel anders over.
Met de kennis van nu…
Veranderingen en verwachtingen
Los van de beste aanpak voor jouw situatie, kan ik je wel wat vertellen over wat het bestaansrecht is van hoofdstukken en scènes.
Het ‘organische’ bestaansrecht van een nieuw hoofdstuk of een nieuwe scène is verandering. De start van een nieuwe verhaallijn. Een plotwending. De introductie van een nieuw personage. Veranderingen in andere dimensies van je verhaal, zoals plaats en tijd, setting en perspectief . Bijvoorbeeld als de gebeurtenissen die je beschrijft zich eerst in een woning afspelen, en vervolgens in een vliegtuig op weg naar Japan. Of eerst in 1950 en dan in 2000.
Je kunt ook het ook omdraaien: het einde van een hoofdstuk markeert het begin van een nieuw hoofdstuk. Ja, duhuh, hoor ik je zeggen. Maar denk bijvoorbeeld eens aan een cliffhanger: dat is een heel spannend stukje waarin je op het hoogtepunt stopt. Aargh! Dus prima om daarmee dat stukje verhaal even te verlaten en verder te gaan met een ander stukje. Daar heb je je nieuwe hoofdstuk. Of scène.
Alles draait om verwachtingen. Plaag je lezer. Voer hem kleine hapjes die zijn eetlust opwekken. Creëer verwachtingsvolle tintelingen. Kietel zijn nieuwsgierigheid tot hij het haast niet meer uithoudt en door móét lezen omdat hij wil weten hoe het verder gaat. En doe dat dus vooral aan het einde van een hoofdstuk.
Scènes
En hoe zit dat dan met scènes?
Simpel. Scènes zijn mini-versies van hoofdstukken. Kleinere overgangen. Met deze toevoeging: begin altijd een nieuwe scène bij een perspectiefwisseling. Dan maak je het gemakkelijker voor je lezer om het verhaal te blijven volgen. Als je hem in verwarring brengt omdat het onduidelijk is wie nu weer het verhaal vertelt, haal je je hem uit zijn leesflow. En dat wil je niet.
Deel
Zoals scènes mini-hoofdstukken zijn, zijn delen maxi-hoofdstukken. Maar je hoeft je boek lang niet altijd in delen te hakken. Heel veel boeken zijn deelloos. Boekdelen gebruik je eigenlijk alleen als er heel grote veranderingen zijn, of duidelijk afgebakende onderwerpen, of verschillende tijdperken. Je kunt een boek dat in delen bestaat vaak beschouwen als een trilogie (of meer of minder) in één band.
Voorbeeld: De beproeving (The Stand) van Stephen King. Een boek van ruim 1200 pagina’s. In deel 1 breekt een dodelijk virus uit, Captain Trips, dat de menselijke soort grotendeels uitroeit. Bloedspannend geschreven. In deel 2 rapen de overlevenden zich in een post-apocalyptische wereld bij elkaar en daaruit ontstaan twee groepen, die zich elk concentreren rond een centrale figuur, Goed en Kwaad. In deel 3 volgt de apotheose, de eindstrijd tussen Goed en Kwaad.
Elk deel is een duidelijk afgebakend, haast zelfstandig deel van het complete verhaal.
Nog een voorbeeld, ook van Stephen King (ik heb de laatste tijd weer veel van hem gelezen): in Harten in Atlantis speelt deel 1 zich af in 1960 met protagonist Bobby. Deel 2 draait om protagonist Pete in 1966. Deel 3 springt naar 1983 met William. En deel 4, zelf ook weer in tweeën gesplitst, speelt in 1999 rond Sully en daarna rond Bobby uit deel 1.
Alle vier de protagonisten zijn met elkaar verbonden via gemeenschappelijke achtergronden en vrienden, en alle vier de geschiedenissen zijn met elkaar verweven terwijl ze toch zelfstandig te lezen zijn.
Vormgeving
Hoe herkent je lezer het begin van een nieuw hoofdstuk en een nieuwe scène? Hoe geef je die vorm? Daar zijn schrijvers vaak heel creatief in. Ik geef je een aantal voorbeelden.
Scène
Scènes zijn van elkaar gescheiden door minimaal een witregel. Je kunt er ook een tekentje in zetten, zoals een sterretje of een hekje:
Of je kunt ze nummeren (Wolkenatlas, van David Mitchell):
Andy Weir gebruikt in The Martian heel ingenieus de logboekmeldingen van Mark Watney op Mars als scèneovergangen:
… en waar er geen sprake is van logboeken (op aarde):
Hoofdstuk
Een nieuw hoofdstuk begint vaak op een nieuwe pagina. De simpelste vorm is een nummering, meestal gecentreerd. In Wolvenjacht, van Jim Butcher, met het woord ‘Hoofdstuk’ ervoor:
Een nummer en een titel (Rivers of London, van Ben Aaronovitch):
Alleen een nummer (Het parfum, Patrick Süskind):
Terry Pratchett doet niet aan hoofdstukken, voor zover ik weet. Alleen scènes, en dan vrijwel alleen maar in de vorm van een witregel. Een doodenkele keer, bij heruitgaves, komt er een speelsigheidje als scèneovergang bij, zoals hier in De Waarheid:
Alleen in boeken die hij met anderen heeft geschreven, heb ik hoofdstukken gevonden. Zoals hier in Good Omens, met Neil Gaiman:
George Martin, de schrijver van de Game of Thrones-boeken (Een Lied van IJs en Vuur) geeft een hoofdstuk de naam van het personage vanuit wiens vertellersperspectief hij dat hoofdstuk schrijft:
Arjen Lubach doet iets soortgelijks met een aanduiding van tijd en plaats; hier in IV:
En Stephen King maakt er graag een verhaaltje van, zoals in Harten in Atlantis:
Welke vorm kies je?
Dat maakt niet zo heel veel uit. Besteed daar pas echt aandacht aan als je je boek geschreven en herschreven hebt. Het is vorm. Weliswaar ondersteunende vorm, maar ga daar lekker mee spelen als onderdeel van de afronding van je boek.
Happy writing!