Stel, je hebt een idee voor een verhaal. Tijdens het douchen (douchen is een formidabele bron van ideeën, niet alleen voor een verhaal) bedenk je ineens: wat als mensen in (andere) dieren zouden veranderen? (Een idee dat Ionesco, reizend door de tijd, van mij gejat heeft voor zijn toneelstuk Le Rhinocéros. ;-)) Wat als-vragen zijn prima bronnen voor verhaalideeën. Maar een idee is nog geen verhaal. Hoe kom je dus van je briljante inval naar een boeiende pageturner?
Voorspel
Ga eerst na of je verhaalidee levensvatbaar is. Een meeslepend boek heeft hinderpalen nodig, conflicten, problemen, dilemma’s, tegenslagen en tegenwerking, van alles wat fout gaat. Hoogtepunten én dieptepunten. Als alles alleen maar van een leien dakje loopt, kabbelt je verhaal roemloos naar het verdomhoekje met mislukte projecten – saai! Worstelingen willen we hebben, worstelingen met tegenstanders, in welke vorm dan ook – mensen, dieren, de natuur, de planeet. Worstelingen van je personages met zichzelf.
En dan het echte werk
Oké. Je verhaalidee bevat voldoende aanknopingspunten voor problemen. En nu? Dat hangt af van welk type schrijver je bent.
Er zijn schrijvers die gewoon beginnen met schrijven en zomaar een fantastisch verhaal uit hun pen slingeren (die slaan het onderzoek op levensvatbaarheid meestal ook over).
Van dat soort gelukkigen zijn er maar heel weinig.
De andere soort heeft in meerdere of mindere mate structuur nodig, ordening, organisatie, een systeem. Zo is er bijvoorbeeld de sneeuwvlokmethode, waar je waarschijnlijk wel eens van gehoord hebt. Die werkwijze komt erop neer dat je met een heel globale samenvatting begint en die steeds een stukje dieper uitwerkt totdat je uiteindelijk – tadaa! – je boek geschreven hebt. De sneeuwvlokmethode is een verregaande structurering en het tegengestelde van het geheel-uit-de-losse-handschrijven.
Het nadeel – voor mij – van de sneeuwvlokmethode is dat het me te weinig mogelijkheden geeft om te meanderen. Het boek – waar ik nu al een (best wel lang 😬) tijdje aan schrijf – is in de loop van de tijd behoorlijk veranderd. Het overall-verhaal, de kern, is hetzelfde gebleven, maar daarbinnen zijn zaken gaan vloeien en morphen, zijn personages veranderd, erbij gekomen, afgevallen, zijn onvoorziene verhaallijnen ontstaan, enzovoort. Onder de douche komen tegenwoordig vooral verhaallLIJNideeën naar boven, en plotwendingen, onvoorziene ontwikkelingen, karaktergroei en dergelijke.
Ik heb daardoor meer vrijheid nodig dan het keurslijf van de sneeuwvlokmethode me geeft.
Dus wat doe ik? Ik pas een mix toe van die twee uitersten.
De mix van vrijheid en structuur
In den beginne heb ik het verhaal in een paar zinnen opgeschreven. Dat was nog best lastig, maar het dwong me zo wel een vaag idee iets concreter te maken. Op basis van die paar zinnen heb ik de fasen van het verhaal bepaald: grote ontwikkelingen, waarbij het verhaal een nieuwe wending neemt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het mislukken van de oplossing die je hoofdpersoon voor zijn probleem had bedacht, waardoor hij of zij iets anders moet verzinnen. Die fasen – boekdelen – beschrijf ik ook, in hoofdlijnen.
Vervolgens heb ik de notities van die hele waslijst aan ideeën, wendingen, dialogen en dergelijke, die onder de douche en andere momenten zijn opgepopt, ruwweg over de boekdelen verdeeld.
Door die notitietoebedeling heb ik per deel in grote lijnen het verloop van het verhaal in mijn hoofd, waardoor ik de scènes – die uiteindelijk je boek vormen – kan gaan schrijven, zonder dat ik die eerst moet uitdenken. Vaak kan ik zo scène na scène schrijven.
Maar ook vaak is een verhaalfragment dat in mijn hoofd zit te ingewikkeld of nog te summier/wazig/onduidelijk om zomaar op te schrijven. Ik weet dan hoe het verhaal dat fragment ingaat en hoe het er weer uitkomt, maar het fragment zelf is min of meer een black box.
In zo’n geval schrijf ik het fragment in helicopterview in een apart document. Al schrijvende krijg ik de zaken scherper; de black box wordt opengebroken. Aan de hand van de helicopterview maak ik documenten voor scènes aan (‘Teksten’ in Scrivener), met betekenisvolle titels. Relevante notities zet ik in de scènes waar ze voor mijn gevoel thuishoren. Dan heb ik verzameld wat ik nodig heb, en kan ik de scènes invullen.
Wisselwerking tussen ideeën en structuur
Voor mij werkt deze aanpak. Het creëert een wisselwerking: de notities met ideeën helpen me het verhaal te vormen, de grote lijnen inspireren ideeën. Overzicht en details komen zo bijeen.
Binnen de grenzen die ik zo op elk niveau heb ingesteld – het verhaal in een paar zinnen, de verhaaldelen in hoofdlijnen, de helicopterviews waar nodig – kan ik met het verhaal nog verschillende kanten op. Die grenzen zijn dus niet allemaal van tevoren opgesteld: het verhaal begint ongevormd en wordt steeds verder ingesloten naarmate het vordert. Dat geeft mij de optimale mix van weten waar de reis naartoe gaat, en vrijheid om tijdens de rit de route te wijzigen.
Ik wens je een mooie reis toe!
PS: Hier vind je meer artikelen over structureren en overzicht houden.
PPS: Liever luisteren? Dat kan met de podcast.