Waar het boek een langeafstandsloper is, is het korte verhaal een sprinter. Er is geen ruimte voor een aanloop, voor backstory, voor uitweidingen, voor subplots, voor veel personages of voor meer dan één hoofdpersonage. Een kort verhaal wordt daardoor minder ‘vol’ en ingewikkeld. Een boek is als een ruimte uit Duizend-en-één-nacht, vol wandkleden, sofa’s, poefs en beelden. Het korte verhaal kun je zien als een minimalistische Japanse kamer.
Lean en mean
Die Japanse kamer houdt in dat je niet moet proberen een heel universum in je verhaal te stoppen. Hou het bij één setting en vermijd overtollige sfeerbeschrijvingen, dialogen en bijpersonages.
Laat van je hoofdpersonage alleen de karaktertrekken zien die van belang zijn voor het verhaal. Vermijd ook te veel emoties van haar. Wel emoties die relevant zijn, geen emoties die losstaan van het verhaal. Als bijvoorbeeld je verhaal draait om de dood van haar ouders, is het relevant dat ze aan die gebeurtenis terugdenkt en verdrietig is.
Die ‘korteverhaalsoberheid’ betekent niet dat een kort verhaal makkelijker is dan een boek. Je moet het lean en mean houden; met weinig woorden je hoofdpersonage schetsen, het probleem en de plot ontvouwen, noodzakelijke informatie geven én een goed einde maken; verrassend of ontroerend, een einde waarbij je lezer níét denkt: en toen? En tegelijkertijd voorkomen dat het iets wordt als:
Jan ontdekte dat zijn vrouw vreemdging.
Hij pakte een hamer en vermoordde haar.
Einde.
Leg niet onnodig uit
Probeer niet alles uit te leggen en te verklaren, maar beperk je tot wat voor je verhaal nodig is. Dat maakt de leeservaring veel sterker en scheelt overbodige woorden.
Weten waar je wel wat meer informatie moet geven en waar niet, kan best lastig zijn. Je eigen schrijfwerk objectief bekijken is verhipte moeilijk, want jijzelf weet hoe het hele verhaal is, zowel het vertelde als het onvertelde. Lang wegleggen helpt, maar ja, dat kost zoveel tijd. Als je twijfelt of iets overbodige uitleg is of dat je juist te weinig hebt uitgelegd, dan kan een proeflezer je vertellen of je verhaal kristalhelder is, of dat je haar met vraagtekens hebt achtergelaten, of dat ze iets wat je uitlegde allang had begrepen.
Dit is een tip die voor elk verhaal geldt, van ultrakort verhaal tot en met 9-delige series, maar bij een kort verhaal is het extra belangrijk, want uitleg voegt woorden toe en je aantal woorden is beperkt.
Show, don’t tell
Ook dit is een tip die voor elk verhaal geldt. Het nadeel bij een kort verhaal is dat showen in plaats van tellen meestal meer woorden oplevert dan rechtstreeks vertellen: ‘Hij was boos’ is een stuk korter dan ‘Hij sloeg met zijn vuist op de tafel.’
Maar ik weet zeker dat je daar prima mee om zult kunnen gaan. 🙂
Liever luisteren? Dat kan hier.
En hier kun je meer lezen over korte verhalen schrijven.
Veel plezier in je Japanse kamer!