Boeken waarin de personages niet met elkaar praten, dus zonder dialoog, bestaan misschien wel, maar ik ken ze niet. Dialogen zijn belangrijke pijlers en dragende muren in je verhaal, en hebben daardoor veel invloed op hoe jouw verhaal overkomt en je lezer boeit – goede dialogen kunnen je lezer begerig laten doorlezen, slechte dialogen zijn een afknapper.
Reden genoeg om er extra aandacht aan te besteden.
De fundering van je dialogen is de grammatica ervan; de syntax. Die moet kloppen: aanhalingstekens, inspringen, punten, witregels, alinea’s, komma’s en andere leestekens op de juiste plek. In dit artikel lees je erover.
Wat je in je dialogen moet vermijden
Wat zijn de instinkers en valkuilen? Hier volgen er een aantal.
Onnatuurlijk klinkende gesprekken
Daar kom je achter door het hardop te lezen (sowieso goed voor je hele verhaal).
Sprekers die allemaal hetzelfde klinken
Geef om dat te vermijden iedereen een eigen stem, door woordkeus, het gebruik van korte of lange zinnen, wel of juist niet in de rede vallen, wel of niet antwoord geven op vragen en dergelijke. Uit wat een gesprekspartner zegt en hoe hij dat doet, moet je lezer snappen welk personage het is.
Bonuspunt: zo kun je ook wat van het karakter van het personage laten zien.
Koffiegesprekjes
Koffiegesprekje is de naam voor een irrelevant babbeltje dat niets te maken heeft met de plot of de dynamiek tussen de personages. Zo’n babbeltje draagt niets bij aan je verhaal. Niet doen dus.
Geforceerde dialooglabels
Schrijvers zijn vaak bang dat ze te veel het dialooglabel ‘zei hij’ gebruiken en vervangen die dan door ‘sputterde ze’, ‘mompelde ze’, ‘antwoordde hij’ en dergelijke. Maar dat is niet nodig, want je lezer leest over ‘zei hij’ heen, juist omdát het vaak voorkomt. En omdat je vaak geen dialooglabel nodig hebt – hier vind je twee voorbeelden daarvan.
Gebruik dat ‘sputteren’, ‘schreeuwen’, ‘fluisteren’ en dergelijke dus alleen als het functioneel is.
Puzzelen
Je lezer laten uitpuzzelen wie er praat. Als dat onduidelijk wordt moet je een dialooglabel toevoegen.
Bijwoorden
Wees voorzichtig met bijwoorden bij dialooglabels, zoals ‘zei ze boos’, ‘zei hij geïrriteerd’, ‘vroeg hij vriendelijk’ enzovoort. Dat is allemaal tell in plaats van show. Het is krachtiger als je die emoties laat zien in wat ze zeggen of in lichaamstaal.
NB: dat betekent niet dat bijwoorden altijd taboe zijn in dialooglabels; als je voor show een (te) lang of krampachtig stuk tekst moet produceren, is een enkel kort maar krachtig bijwoord efficiënter én effectiever.
Onderbreken
Je kunt twee vliegen in één klap slaan door een dialoog even te onderbreken, bijvoorbeeld met een gesprekspartner die iets oppakt of gaat zitten. Dat maakt het levensechter, want mensen praten niet alleen, maar doen intussen vaak ook iets. Ook handig om lichaamstaal bij te laten zien. En daarmee voorkom je ook dat je lezer zich door een te lange dialoog moet worstelen. Want dat wil je niet.
Wat je wél moet doen
Natuurlijk het tegenovergestelde van de don’ts die hierboven staan. Maar behalve dat geef ik je dit ook graag mee:
Probeer een dialoog, met lichaamstaal en al, zo te schrijven dat er subtekst is, de impliciete, niet rechtstreeks uitgesproken maar onderwater zeker aanwezige boodschap. Een bedekte bedreiging of juist een bedekte liefdesverklaring. Ideaal om conflict (ook innerlijk conflict), rancune of animositeit te laten zien. Zorg ervoor dat je goed weet hoe je personages in elkaar zitten, zodat je ze kunt laten praten, dreigen, smeken, berusten, verleiden op de manier die bij ze past.
Fijne gesprekken met je personages!
Hier kun je meer lezen over dialogen.
En als je liever leest dan luistert, dan kan dat hier.