Een goed boek schrijven, dat graag gelezen wordt, berust op twee pijlers: een goed verhaal vertellen en goed kunnen schrijven. Beide zijn noodzakelijk om je lezer te boeien (al bestaan er uitzonderingen op de eerste). Als je tekst niet lekker loopt, raakt je lezer geïrriteerd en dat kaapt zijn aandacht. Dan boeit het verhaal niet meer, hoe spannend dat op zich ook is.
De inhoud kan nog zo mooi zijn, als de verpakking sucks dan werkt het niet. Oftewel: acceptatie staat of valt met presentatie. Bij een boek is dat lekkere tekst.
Wat is lekkere tekst en hoe krijg ik dat voor elkaar?
Daar zijn gelukkig veel handvatten voor te geven. Maar voordat ik je die geef, eerst even dit: ga pas redigeren (je tekst bewerken en fouten eruit halen) nadat je je tekst geschreven hebt – je hoofdstuk, je productie van die dag, je boek. Als je lekker aan het schrijven ben, moet je jezelf niet uit je flow halen door je analytische bril op te zetten. Blijf in je verhaal! Omschrijven, oppoetsen, je tekst beter maken, dat komt later.
En dan nu de tips.
Schrijf foutloos
Maak geen taal-, typ-, stijl- en grammaticale fouten. Elk foutje leidt je lezer af van waar het om gaat: jouw verhaal. En dat wil je niet.
Geen overbodige tekst
Vermijd bijvoorbeeld bijvoeglijke naamwoorden.
Waarom?
Bijvoeglijke naamwoorden beschrijven vaak te veel en tonen te weinig. Bezuinigen op bijvoeglijke naamwoorden is ook een tip voor Show, don’t tell – daarmee sla je twee vliegen in een klap, dus :-). Schrijven is schrappen – zie hieronder – dus loop kritisch je tekst na en haal eruit wat niet nodig is. Wat niet nodig is, is ballast.
Schrijven is schrappen
Als je een stuk tekst geschreven hebt, een alinea, een hoofdstuk of je hele boek: lees je tekst na en gooi alles eruit wat overbodig is. Ja, dat kan pijn doen. Misschien is het prachtige tekst. Maar als het niets toevoegt aan het verhaal, of een karakterontwikkeling, of een sfeerbeschrijving, of een ander noodzakelijk onderdeel, wees dan genadeloos.
Denk je dat dat stuk tekst later toch van pas komen, bewaar het dan, in een ander document of bijvoorbeeld in Evernote.
Gebruik actieve en passieve zinnen op het juiste moment
In een actieve zin ligt de nadruk op de uitvoerder van de handeling. Een actieve zin is bijvoorbeeld:
In een passieve zin ligt de nadruk op datgene/diegene die de handeling ondergaat. Een passieve zin is bijvoorbeeld:
Het voordeel van een passieve zin is dat je de uitvoerder van de handeling kunt weglaten:
Actieve zinnen geven, de naam zegt het al, in het algemeen het gevoel van meer actie. Maar dat betekent niet dat je per se alleen actieve zinnen moet gebruiken. De context bepaalt wat in een stuk tekst de beste vorm is, actief of passief.
Vuistregel: dat wat de aandacht moet krijgen zet je voorop in je zin. Bijvoorbeeld die watertank uit de voorbeelden.
Wat me brengt op de volgende lekkeretekstbooster:
Schrijf afwisselend
Wissel actief en passief af. Wissel lange en korte zinnen af. Laat dialogen volgen op niet-dialogen en andersom. Ga snel en minder snel. Laat scenes met actie volgen door scenes met rust. En als je verhaal het toestaat: wissel settings en perspectieven af.
Val niet in herhaling
Niet letterlijk en niet inhoudelijk. Herhalingen leiden af van je verhaal. En om zelf in herhaling te vallen: dat wil je niet.
Vertel iets dus niet twee keer, ook niet op een andere manier. Je lezer is niet dom en na één keer snapt hij het ook wel.
En misschien moet je iets helemaal niet vertellen maar je lezer het zelf, gedoseerd, laten ontdekken.
Remedies:
- Als een herhaling zit in letterlijk hetzelfde woorden, probeer dan een synoniem te vinden, bijvoorbeeld hier en hier. Hoewel omschrijven soms nog beter kan werken.
- Lopen je zinnen allemaal hetzelfde (‘.. en toen..’ ‘.. en toen..’ ‘.. en toen..’)? Gooi ze om. Zet de werkwoorden op een andere plek, kap je zinnen in stukjes of plak ze aan elkaar.
- Verwijs naar iets in plaats van dat je de naam van het ding herhaalt:
‘Arjan ging op de fiets naar de bakker. Daar zette hij de fiets tegen de muur.’
‘Arjan ging op de fiets naar de bakker. Daar zette hij hem tegen de muur’. - Haal dingen weg:
‘Arjan ging op de fiets naar de bakker.’
(Tenzij die fiets tegen de muur een rol speelt later in het verhaal.)
Tip: lees je tekst hardop! Dan hoor je direct de herhalingen.
Wees voorzichtig met clichés
‘Terwijl ze door het moeras ploeterde werd Anna levend opgegeven door de muskieten.’
‘112 werd gebeld en al snel was de sterke arm ter plaatse.’
Nog wat voorbeelden:
‘fel verzet’
‘hevige strijd’
‘wilde achtervolging’
‘grimmige stemming’
Toch kan een goed geplaatst cliché wonderen doen, bijvoorbeeld als je personage een cliché ironisch gebruikt. Daarmee kun je zijn/haar karakter tekenen.
In het verlengde van het cliché:
Kijk uit met hype- en modewoorden
Na het minder gelukkig uitgepakte Koningslied barstte het overal van ‘de dag die je wist …‘ Daar kun je mee scoren op social media maar in je boek zou ik er voorzichtig mee zijn. Hypewoorden kunnen je boek gedateerd maken en je wil dat je boek langer dan de dag van uitgave gelezen wordt, toch?
Maar net als clichés kun je ook hypewoorden gebruiken om informatie over je personage te geven. Als ze ‘Mieters!’ zegt, dan is ze waarschijnlijk voor WW2 geboren, zegt ze ‘Duh!’ dan is ze stukken later geboren, waarschijnlijk zelfs in deze eeuw. Of juist niet en probeert ze hip en modern mee te doen.
Geen tang op een varken (is zelf ook een cliché 😉 )
Een prachtige scène kun je finaal om zeep helpen met iets wat volkomen belachelijk in de gegeven context is. Ik kwam bijvoorbeeld een keer dit juweeltje tegen:
‘En te midden van die gladde benen stond zijn lid parmantig overeind.’
‘Parmantig’??
Happy writing!
PS: Hier lees je meer over kwaliteitsverhogers.