In de schrijf- en leeskringen om mij heen is het onvermijdelijk dat vroeg of laat de naam van Stephen King oppopt. Zo ook in een digitale leesclub waar ik lid van ben. En prompt verwees iemand in de chat onder dat topic naar SK met ‘Hem’ – met een hoofdletter. We concludeerden dat haar hand gestuurd moest zijn door haar onderbewuste aangezien we SK als een Meester beschouwen.
Tijd voor een tweede artikel (hier vind je nummer 1) over een van de bestverkopende schrijvers ter wereld, die in Amerika terecht onder de grote literatoren wordt geschaard.
Alles heeft een reden en meestal meer dan één
Je hebt vast wel eens gehoord dat alles wat je in je verhaal brengt een reden, een doel moet hebben. En bij voorkeur meer dan één. Ook hierin is Stephen King een meester.
Een voorbeeld in Harten in Atlantis (Hearts in Atlantis). SK orkestreert in het deel 1960 een verhaallijn dat verschillende doelen heeft. De spelers in de eindscène van die verhaallijn zijn de jonge Bobby, zijn vriendinnetje Carol, de oude Ted die sinds kort boven Bobby woont en Bobby’s grote vriend is, en Bobby’s moeder, een verbitterde vrouw die alle mannen wantrouwt (en daar best wel reden voor heeft).
Bobby’s moeder komt thuis en ‘betrapt’ de oude Ted in een situatie die zij ziet als bewijs voor haar vermoedens dat hij een smerige pedoseksueel is: Carol, zo te zien verdoofd, zit op zijn schoot, er zijn kneuzingen te zien, hij strijkt over haar haar, haar bloes ligt kapotgescheurd op de grond, en Bobby zit op zijn knieën aan Teds voeten.
Wie zou dit niet verdacht vinden? Zeker een vrouw die door haar man verlaten is en geen enkele man vertrouwt. Een vrouw die Ted er toch al van verdacht een ouwe viezerik te zijn die achter haar zoontje aanzit, het zoontje dat ze uit alle macht probeert ervan te weerhouden een man te worden – die achterbakse, onbetrouwbare mensensoort. Een vrouw bovendien, die thuis is gekomen met dichtgeslagen ogen, weggevlucht uit een makelaarsconferentie waarvan haar baas het nodig vond dat ze in natura betaalde voor dat ‘snoepreisje’.
Maar wat is er in werkelijkheid aan de hand?
Carol is aangevallen door drie jongens die haar met een baseballbat de kneuzingen hebben bezorgd en haar arm uit de kom hebben geslagen. Bobby heeft haar gevonden en met een soort oerkracht naar huis gedragen. Daar heeft Ted haar met zijn geheimzinnige krachten in een soort hypnotische trance gebracht en toen de arm weer in de kom geduwd.
Leg dat als 11-jarige jongen maar eens uit aan je strenge, achterdochtige moeder, die overal slechte bedoelingen ziet en de laatste tijd ook in jou, want je schiet al aardig op in de richting van het man-zijn.
Alle verhaaldraadjes – Bobby’s moeder die denkt dat ze bezig is op te klimmen in de hiërarchie van het makelaarskantoor, Bobby die Ted steeds meer ziet als een surrogaatvader, die hij net als zijn echte vader dreigt te verliezen, de relatie van Bobby en zijn moeder, waarin Bobby vaak zo verkeerd begrepen wordt en zijn liefde voor haar zo op de proef wordt gesteld – al die zorgvuldig gesponnen draadjes zijn in deze scène perfect samengekomen in een hecht en stevig weefsel met een boeiend en kloppend patroon.
Wacht: er waren toch verschillende doelen? Wat is er dan nog meer, Miriam?
Nou bijvoorbeeld dit. Ted moet verdwijnen want Bobby’s moeder stuurt anders de politie achter hem aan. Dat komt slecht uit, want zo maakt hij zich zichtbaar voor de ‘lage mannen’ die op zoek zijn naar hem (weer een andere verhaallijn). En Teds vertrek is precies wat er in het verhaal moet gebeuren.
Dit zijn maar twee voorbeelden. SK heeft nog veel meer doelen bereikt. De eindscène van deze verhaallijn is een cruciaal kantelmoment dat de status quo stopt en nieuwe ontwikkelingen in gang zet.
Een disruptive scene.
Bovendien breekt je hart bij die onterechte beschuldigingen, die misverstanden, die goede bedoelingen en muren waar ze op stuklopen. Die liefde die gewantrouwd wordt.
Die eindscène brengt dus ook nog eens heel veel emotie in.
Heel knap.
Sinds ik zelf schrijf krijg ik steeds meer bewondering voor meesterschrijvers als Stephen King, hoe hij al die verhaallijnen in elkaar weeft, alle tentakels ervan concipieert en inbedt, alle ballen schijnbaar moeiteloos in de lucht houdt.
Wat de meester zelf over schrijven zegt
Het is natuurlijk niet de bedoeling van Stephen King en zijn uitgever dat ik hier zijn boek Over lezen en schrijven ga overtypen, maar ze zullen vast geen bezwaar hebben tegen het uitlichten van een paar van de vele highlights.
Loslaten
Tijdens het schrijven van een van zijn beroemdste boeken, De Beproeving (The Stand), kwam hij na zo’n 500 pagina’s geschreven te hebben, muurvast te zitten. Erover blijven piekeren hielp niet en uiteindelijk heeft hij het manuscript wekenlang weggelegd. In plaats van schrijven ging hij wandelen. En tijdens een wandeling popte ineens de oplossing in zijn hoofd op. Hij ervoer dat als een aha-erlebnis en hij schrijft in Over leven en schrijven dat dat een van de mooiste dingen van het schrijven is.
Maar let op, waarschuwt de meester: dit werkt alleen als je echt loslaat, als je je echt durft over te geven aan het niet weten.
Veel lezen, veel schrijven
Dat noemt SK het Grote Gebod. Hij leest niet om het vak te leren maar omdat hij graag leest, omdat hij van verhalen houdt. En ongemerkt is er toch een leerproces aan de gang; het maakt je vertrouwd met het schrijfproces, je leert patronen herkennen, je leert wat afgezaagd en wat blijvend boeiend is, wat werkt en wat juist niet. Je leert goed en slecht schrijfwerk herkennen.
Wat is ‘veel schrijven’? Dat hangt van de schrijver af. Hier geeft SK een grappige anekdote over schrijver James Joyce, die door een vriend wanhopig over zijn bureau leunend werd aangetroffen. Op de vraag hoeveel woorden hij die dag geschreven had, antwoordde Joyce: ’Zeven.’
‘Zeven?! Maar James, dat is goed! Althans voor jou!’
‘Ja,’ antwoordde Joyce en keek radeloos op. ‘Maar ik weet niet in welke volgorde ik ze moet zetten!’
Regels zijn er om te overtreden
Zoals alle grote schrijvers lapt SK de regels ook vaak en met graagte aan zijn laars. Hier vertel ik er al wat over. In Over leven en schrijven vertelt hij onder andere dat verhalen uit drie dingen bestaan: de vertelling, die het verhaal van A via B naar Z brengt, de beschrijving, die de zintuiglijke realiteit creëert, en de dialogen. Plot speelt daarin geen enkele rol. SK wantrouwt plots omdat a: het leven zelf grotendeels plotloos is, en omdat b: hij gelooft dat plotting en de spontaniteit van creëren niet samengaan.
Zo. Daar kun je het als schrijver mee doen.
Voor de verdere onderbouwing van die stelling en om te weten hoe het dan wel werkt, moet je zijn boek lezen.
Over thema zegt hij dat daaraan in schrijfopleidingen en –cursussen ergerlijk veel aandacht wordt besteed. Om dat te onderbouwen vertelt hij dat boeiende verhaal wat ik hierboven al aantipte, over hoe hij vast kwam te zitten tijdens het schrijven van zijn epos De Beproeving en hoe zich dat uiteindelijk oploste, waardoor ineens het thema zichtbaar werd.
Want zo werkt het met een goed verhaal: je verzint niet een thema en daar bouw je dan een verhaal omheen. Nee, je hebt een verhaal en als je dat goed duidelijk hebt en goed opschrijft, wordt het thema vanzelf duidelijk.
Wat perfect past in zijn stelling als hij eerder in het boek over plotting fulmineert: verhalen zijn geen spijkerbroeken of smartphones, ze worden niet gemaakt. Het zijn gevonden dingen, als fossielen in de grond. Het is aan de schrijver om een gevonden verhaal zorgvuldig en met zo min mogelijk schade en verlies, boven de grond te krijgen.
En zo heeft de meester meer uitgesproken meningen die vaak afwijken van de consensus. Maar daar ben je dan ook meester voor.
Zoals iemand een keer zei: tief op met schrijfregeltjes. Als het werkt, dan werkt het.
Natuurlijk. Als het werkt, dan werkt het. Dan is het verhaal vrijwel ongeschonden boven de grond gehaald.
Maar het is fijn om te weten, zéker voor beginnende schrijvers, waaróm iets werkt. En vooral: waarom iets juist níét werkt. Om dat te ontdekken kunnen regels helpen.
Voor het overige: lees de boeken van de meester.
Happy reading!
PS: Meer lezen over ‘afkijken’? Dat kan hier.