Show, don’t tell is een van de meest gehoorde schrijfadviezen. Wat hiermee gezegd wordt, is letterlijk dat je je lezer moet laten zien wat er gebeurt, en niet moet vertellen. Ja, ammehoela, denk je nu, ik schrijf het toch op? Hoe kan ik het dan niet vertellen? Natuurlijk is dat zo. Ik geef je een voorbeeld om duidelijker te maken wat er precies bedoeld wordt. Vergelijk deze twee regels eens: 1: Sue voelde zich verdrietig en angstig. 2: Een traan liep langs haar wang. Sue slikte maar haar keel bleef dichtgeknepen. Haar ogen flitsten heen en weer, zoekend naar een uitweg. Voel je het verschil? In nummer 1 wordt verteld dat Sue zich verdrietig en angstig voelt. Dat zet het rationele brein van je lezer in werking. Nummer 2 beschrijft wat Sue ervaart. Dat zet het emotionele brein van je lezer in werking. In nummer wordt dus getoond (‘show’), terwijl in nummer 1 wordt verteld (‘tell’).
Waarom Show, don’t tell?
Maar waarom moet je laten zien in plaats vertellen? Daar zijn diverse redenen voor en die zijn bijna allemaal gebaseerd op het rationele brein versus het emotionele brein van je lezer.
Meer betrokken
Ten eerste betrek je je lezer meer bij het verhaal. Het is directer, je lezer zit dichter op de huid van je personage, hij ervaart als het ware zelf die emoties. Daardoor wordt hij meer meegesleept dan als hem alleen maar verteld wordt wat het personage voelt. Ervaren in tegenstelling tot een feit medegedeeld krijgen, dus.
Meer informatie
Ten tweede geeft Show je meer gelegenheid om informatie te geven. Voor Show heb je meestal meer woorden en zinnen nodig dan voor Tell. Die details kun jij als schrijver gebruiken om snippertjes informatie toe te dienen die verderop in het verhaal nodig zijn. Bijvoorbeeld: als je personage moeite heeft zijn agressie in toom te houden, kun je in Show beschrijven hoe hij in een confrontatie snuivend met een honkbalknuppel in de palm van zijn hand slaat. Die honkbalknuppel kan later een rol spelen, bijvoorbeeld als moordwapen. Of blijkt de honkbalknuppel te zijn van zijn tragisch overleden broer, die een rijzende ster in de honkbalwereld was. Iets waar je personage dubbel tegenover staat: hij was dol op zijn broer maar ook jaloers. Is hij nou wel of niet treurig over diens dood? En heeft hij er misschien iets mee te maken gehad?
Minder informatie
En, niet onbelangrijk, het geeft je ook de mogelijkheid om bepaalde dingen juist weg te laten, als dat handig is voor de spanning van je verhaal. Het kan handig zijn als je lezer nog niet precies weet hoe de vork aan de steel zit. Bijvoorbeeld: als je vertelt dat je personage manisch-depressief is, geef je daarmee direct de situatie van je personage. Je lezer weet wat hij van dit personage kan verwachten. Saai! Als je daarentegen kenmerken van manisch-depressiviteit beschrijft, dus bijvoorbeeld schrijft dat je personage midden in de nacht uit bed springt, de stapels papier van zijn bureau veegt en als een bezetene aan het schrijven gaat waar hij pas mee ophoudt als hij van vermoeidheid van zijn stoel stort, en je beschrijft later in het verhaal hoe hij dagenlang lusteloos in een vervuild bed ligt, opgekruld in foetushouding, omringd door halfvolle pizzadozen, in een walm van volle asbakken, verschaald bier en oude urine, dan komt je lezer zelf tot de conclusie dat het personage manisch-depressieve trekjes heeft. Tot dat moment puzzelt je lezer: wat is er met die man aan de hand?
Lezers vinden het leuk om dingen zelf te ontdekken!
Meer sfeer
Show geeft meer sfeer dan Tell. Ook sfeer draagt ertoe bij dat je lezer in het verhaal gezogen wordt: Tell: Sue had het koud. Show: Er stonden ijsbloemen op de ruit. Sue wreef er met verstijfde, witte vingers over om een kijkgaatje te maken, maar de wolk van haar adem bevroor meteen op de vrijgemaakte plek.
Hoe Show, don’t tell?
Oke, Show dus in plaats van Tell. Maar hoe doe ik dat? Hoe zorg ik ervoor dat ik toch niet Tell? Daar zijn verschillende manieren voor.
Wat te vermijden
Beschrijvingen Dus niet: Hij vermoedde dat ze hem bedroog. Maar wel: Toen ze even naar de keuken was greep hij direct haar telefoon en zocht haar SMS’jes op. Waren er onbekende mannennamen bij?
Niet-noodzakelijke bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
Dat zijn ook beschrijvingen.Dus niet: Hij leek verliefd. (‘verliefd’ is hier een bijwoord) Maar wel: Met een vage glimlach om zijn lippen staarde hij zonder focus in de verte, en hij scheen zich niet bewust te zijn van het feit dat zijn drie hoogleraren inmiddels waren binnengekomen en geen hartelijke blik hadden.
Abstract zijn in plaats van concreet
Dus niet: Er was een vogel buiten. Maar wel: Er tikte een roodborstje tegen het raam.
Gebruik perspectief
Schrijf de Show vanuit het perspectief van een personage, als dat past in perspectiefkeuze die je hebt gemaakt voor je boek. Hier vertel ik je meer over perspectief.
Gebruik zintuigen
Show is niet alleen laten zien maar ook laten horen, voelen, ruiken, proeven. Zonder die woorden letterlijk te gebruiken. Dus niet: Sue proefde een citrusachtige substantie. Maar wel: Het spul beet in haar tong met een vaag citrusachtige toon. Of: Toen ze de lepel naar haar mond bracht, vulde een citrusachtige geur haar neus. Het prikkelde en kietelde en Sue wiebelde met haar neus in een poging een nies binnen te houden.
Gebruik dialoog
Dialoog is een ideaal middel voor Show. De manier waarop personages met elkaar praten, de dingen die ze zeggen en juist niet zeggen, dat zijn allemaal middelen waarmee je je lezer informatie kunt geven zonder dat je ze het rechtstreeks vertelt. Een dialoog is niet beperkt tot letterlijk uitgesproken zinnen; een dialoog kan ook uit een mailwisseling, appjes, chats enz. bestaan. En een dialoog is ook mogelijk tussen meer dan twee gesprekspartners. Voorbeeld:
Gebruik lichaamstaal
Communicatie tussen mensen is voor een groot deel non-verbaal. Door lichaamstaal toe te voegen in een dialoog maak je die levendiger. Lichaamstaal kun je ook gebruiken om de emoties van je personage te laten zien.
Dus nooit Tell, don’t show?
Nee. Er zijn situaties waarbij het niet handig is om te tonen en waarbij je dus beter kunt vertellen. Bijvoorbeeld als je personage in Australië is aangekomen en de reis daar naartoe niets aan je verhaal toevoegt. Of als het 2 jaar later is, en wat er in die 2 jaar is gebeurd niet belangrijk is voor je verhaal. Wat je ook niet wil is een onnodige dialoog opvoeren: De kassajuffrouw groette Sue: ‘Goedemorgen.’ Sue beantwoordde de groet. ‘Heeft u een bonuskaart?’ ‘Nee, die heb ik niet.’ ‘Spaart u Airmiles” ‘Nee, ook niet’ ‘Wilt u er zegeltjes bij?’ ‘Nee, dank u.’ ‘Spaart u voor de kristallen glazen?’ ‘Nee, ook niet.’ Als dit niet relevant is voor je verhaal, dan kun je vertellen dat Sue boodschappen deed, of je kunt het zelfs helemaal weglaten. Niet elk personage of iedere gebeurtenis heeft Show nodig; als ze niet belangrijk zijn voor je verhaal dan kun je volstaan ze aan te stippen of kort iets te vertellen. Tenslotte: achtergrond. Vaak heeft je lezer achtergrond nodig om je verhaal te begrijpen en soms kun je dat achtergrondverhaal niet via een dialoog of anderszins door Show geven. Dan pas je dus Tell toe.
PS: Hier lees je meer over kwaliteitsverhogers.