Je krijgt van mij in dit artikel handvatten om de regels van de Nederlandse taal toe te passen: hoe heurt het. Het artikel gaat over spelling en ik raad je aan je in je boek zo goed mogelijk aan dit soort regels te houden. Een tekst met taalfouten wordt al gauw niet serieus genomen, hoe goed die inhoudelijk ook is.
Maar taalgebruik is wat anders. Voor je taalgebruik geldt: het is jóuw boek, jóuw verhaal en jóuw taalgebruik, dus volg je eigen manier van schrijven.
Wat is wat: syntax, semantiek en pragmatiek
Als je het hebt over taal zijn deze begrippen handig om te kennen: syntax, semantiek en pragmatiek.
Syntax
Syntax gaat over regels voor het schrijven en spreken, wat de grammatica ervan is, bijvoorbeeld de spelling van woorden. Dingen als: is het ‘groter dan’ of ‘groter als’, is dit woord wel of niet met ‘dt’, enzovoort. De syntax gaat dus niet over de betekenis, dat is het domein van de semantiek.
NB: Syntax en grammatica zijn formeel geen een-op-een synoniemen van elkaar, maar voor ons doel, correct schrijven, is dat precieze onderscheid niet belangrijk.
Dit artikel gaat het over spelling, dus over syntax.
Semantiek
Semantiek gaat over de betekenis van een woord. Maar dan wel in strikte zin: wat betekent het letterlijk. Dit is wat je voornamelijk in een woordenboek vindt.
Pragmatiek
Pragmatiek gaat over de betekenis in een bepaalde situatie. Bijvoorbeeld: als iemand die 1.60 meter lang is zegt dat Jan heel erg lang is, vind jij Jan dan ook lang? En als iemand van 1.92 meter zegt dat Jan heel lang is?
De context van woorden en zinnen maakt dus veel uit.
D or t or dt, that’s the question
Schrijf je: ‘word je’ of ‘wordt je’? ‘Tobde’ of ‘tobte’? ‘Ik heb gedroomd’ of ‘ik heb gedroomt’?
Met andere woorden: wanneer gebruik je een d, wanneer een t, en wanneer dt?
- d of dt:
‘word je’ of ‘wordt je’: - Vervang het woord door ‘lopen’: ‘loop je ’→ ‘word je’.
- Maar let op! Als je zinsdeel is: ‘wordt je hond’, dan is het ‘loopT je hond’, dus ook ‘wordT je hond’.
- d of t:
‘ik heb gedroomd’ of ‘ik heb gedroomt’, en ‘ik heb gehapd’ of ‘ik heb gehapt’: - Zet het woord in de verleden tijd: ‘ik droomde’.
- Hoor je zoals hier een ‘d’, dan is het ‘ik heb gedroomD’
- Bij ‘ik hapte’ hoor je een ‘t’, dan is het ‘ik heb gehapT’
- Volgens het beroemde kofschip/fokschaap:
‘ik heb gedroomd’ of ‘ik heb gedroomt’, en ‘ik tobde’ of ‘ik tobte’: - Pak het hele werkwoord, hier ‘dromen’ en ‘tobben’.
- Hak de ‘en’ ervan af, je houdt de stam over: ‘drom’ en ‘tobb’.
- Zit de laatste letter van de stam in het kofschip?
- Nee, de ‘m’ zit daar niet in: → ‘ik heb gedroomD’
- De ‘b’ zit er ook niet in: → ‘ik tobde’
- Zit de laatste letter er wel in:
- happen → happ → gehapT
Let op: suizen → suiz → gesuisD (de stam is NIET: ‘suis’).
Los of aan elkaar?
Dat is een heikel puntje. De Nederlandse taal schrijft, net als die van onze oosterburen, woorden die samen één begrip vormen aan elkaar. In het Engels daarentegen, worden die in het Nederlands aan elkaar geplakte woorden, los van elkaar geschreven. Vergelijk ‘langeafstandloper’ met ‘long distance runner’. Daarom wordt de neiging van veel Nederlanders om woorden die aan elkaar horen, toch los van elkaar te schrijven, vaak ‘de Engelse ziekte’ genoemd.
Die regel ‘alles aan elkaar’ heeft zin: van die loper weet je nu dat hij lange afstanden loopt. Als er zou staan: ‘lange afstandsloper’, dan zeg je dat de afstandsloper lang is.
Als je zo’n driedubbele samenstelling (grotere zijn mogelijk) onduidelijk vindt, mag je er altijd een koppelteken in plaatsen: lange-afstandsloper, tweede-generatie-oorlogsslachtoffer, hottentottententententoonstellingfabrikantenbijeenkomsttoegangskaartje. Koppeltekens galore.
Er zijn echter uitzonderingen op het aan elkaar plakken (anders zou het ook te makkelijk zijn, hè):
- Zijn de eerste twee delen een naam, dan blijven die met spatie intact: Tweede Kamerlid.
- Samenstellingen met een getal; als cijfer met een koppelteken, als woord aan elkaar:
- een 16-jarige en een zestienjarige
- 19e-eeuws
- 3-jaarlijks en driejaarlijks
- Bij zogenaamde klinkerbotsingen: met een streepje:
- twintigste-eeuws in plaats van twintigsteeeuws
- stro-pop in plaats van stropop
NB: Klinkerbotsingen bij een afleiding in plaats van een samenstelling worden met een trema voorkomen; zie ook Accenten.
Er is nog veel meer te vertellen over wel of niet aaneenschrijven (ook dit woord schrijf je zonder spaties 😉 ) maar het voert te ver om dat hier allemaal op te nemen. De Taaladviesdienst van Onze Taal is een geweldige site om uitsluitsel te geven in twijfelgevallen.
Foutief spatiegebruik, dus spaties waar ze niet horen, kan tot hilarische situaties leiden. Deze site signaleert ze en geeft aan hoe het wél moet. Op Twitter verzamelen ze de leukste missers.
Als of dan?
Ezelsbruggetje:
- Jan is groter DAN Piet.
- Klaas is even groot ALS Henk.
- Vijf keer zo veel ALS gisteren.
Als hem/als hij
Ezelsbruggetje: zet er het werkwoord achter:
- Hij heeft meer dan ik/mij: Hij heeft meer dan ik HEB → ‘ik’ in plaats van ‘mij’.
- Ik zie het hem eerder doen dan jou: Ik zie het hem eerder doen dan dat ik het jou ZIE DOEN → ‘jou’ in plaats van ‘jij’.
Hen of hun?
Hen:
- Bij een lijdend voorwerp (dus als je ‘hen’ kunt vervangen door ‘ze’):
Ze gaven hen op hun falie/ze gaven ze op hun falie.
Ze mijdt hen/ze mijdt ze.
Hij belt hen op/hij belt ze op. - Na een voorzetsel:
Hij geeft de boeken aan hen.
Ze bleef bij hen.
Ik krijg het heen-en-weer van hen.
Hun:
- Laat je het voorzetsel vervallen, dan wordt het hun:
Hij geeft hun de boeken. - Als het bezit aanduidt (dat hoeft niet letterlijk het geval te zijn):
Het is hun huis, dus hun probleem.
Ze gaven ze op hun falie.
Twee opmerkingen hierbij:
- ‘Ze’ in plaats van ‘hen’ is informeler en wordt steeds vaker gebruikt. Als je in een dialoog ‘hen’ of ’ze’ moet gebruiken en je personage is geen notaris die een formele tekst aan het opstellen is, gebruik dan ‘ze’.
- ‘Hun’ NOOIT als onderwerp: geen ‘hun hebben’ dus. Tenzij functioneel gebruikt in een dialoog.
Accenten
Klemtoon- en nadrukstreepjes en andere accenten (oftewel diakritische tekens):
- ‘een’ of ‘één’:
Wel accent: ‘Het was slechts één meisje’ als je bedoelt dat er maar eentje was. Voel het verschil met: ‘Het was slechts een meisje’.
Geen accent: ‘Het was een van de drie’, omdat je in deze zin automatisch ‘één’ uitspreekt. - Trema:
Zet een trema op een klinker om een onbedoelde uitspraak te voorkomen: ‘financiele’ klinkt verkeerd, ‘financiële’ goed.
Maar: ‘financieel’ in plaats van ‘financiëel’ (spreek ‘financieel’ maar eens hardop uit). - Beklemtonen:
Dat doe je met het streepje van linksonder naar rechtsboven (accent aigu) en niet andersom. Dus ‘wél waar’ in plaats van ‘wèl waar’. - Beklemtonen bij dubbelklinkers:
Het accent hoort officieel op beide letters: ‘Dóé iets!’
Maar soms staat dat raar of voelt het verkeerd aan. Laat dan het accent op de tweede letter lekker weg; zie het begin van dit artikel: ‘.. het is jóuw verhaal en jóuw taalgebruik..’ - Accenten op hoofdletters:
Daar zijn de taalspecialisten het niet altijd over eens. Vuistregel: wel accent als dat de uitspraak of klemtoon ten goede komt: ‘Jij gaat éérst eten!’
Maar niet bij het woord ‘één’ aan het begin van een zin: ‘Eén vogel in de hand.’Ja, ik weet het, taal is niet logisch.
Pannenkoek of panneNkoek?
De roemruchte tussen-n. Vuistregel: als het eerste woord aan deze voorwaarden voldoet, dan krijgt de samenstelling een tussen-n:
- Het eerste woord is een zelfstandig naamwoord.
- Het meervoud eindigt op een ‘n’.
Dus: panneNkoek (‘panneN’) en horlogemaker (‘horlogeS’).
Het Nederlands zou geen rechtgeaarde taal zijn als hier niet wat uitzonderingen op zouden zijn. De meestvoorkomende op een rij:
- Is het eerste woord iets waar er maar één van bestaat, dan geen tussen-n (logisch, want dan is er ook geen meervoud):
maneschijn, zonnestelsel
NB: Dit is duidelijk gedacht vanuit een geocentrisch – de aarde centraal gesteld – standpunt. - Als het eerste woord in het meervoud zowel op een ‘n’ als ‘op een ‘s’ kan eindigen, dan geen tussen-n:
gedachtegang (gedachteN en gedachteS) - Let op, dit moet je even twee keer lezen (ik wel tenminste):
Als het eerste woord een vrouwelijke vorm is (bijvoorbeeld docente) en de mannelijke vorm ervan eindigt in het meervoud met een ‘n’, dan krijgt de vrouwelijke vorm een tussen-n, ook al heeft de meervoudsvorm een ‘s’:
docente → docentes → docentenkamer
Ik vat dit zo op: vrouwen worden dus eigenlijk genegeerd. :-p - Als het eerste woord aangeeft hoe sterk het tweede woord moet worden gezien: geen tussen-n:
beregoed, pikkedonker (meervouden, anyone?)
En nog veel meer
Dit is natuurlijk maar een kleine greep in het doolhof van de Nederlandse taal (maar het Engels kan nog veel erger zijn, vooral qua uitspraak). Hier vind je nog meer artikelen.
Als je een spellingsvraag hebt waarop je hier het antwoord niet vindt, dan mag je het uiteraard aan mij vragen. Daarnaast verwijs ik ook graag naar de geweldige Taaladviesdienst. Ik zoek het antwoord op jouw vraag daar waarschijnlijk ook op. 😉