‘Lau, er is post voor je, uit Thailand!’
Terwijl ze haar sleutels op het gangkastje gooide, liep Sue de envelop bestuderend naar de zitkamer en gaf hem aan Laurens.
‘Enig idee wat het is?’ vroeg ze, terwijl ze naast zijn rolstoel op de bank ging zitten.
Laurens keek naar de afzender. ‘Oom Pauli woont in Thailand. Maar die heb ik in geen honderd jaar meer gesproken.’
‘Oom Pauli?’
‘OUDoom Pauli, eigenlijk. De broer van mijn oma van vaderskant. Volgens mij heb ik je wel eens over hem verteld.’ Laurens scheurde de envelop open. ‘Toen hij jong was reisde hij veel door het Verre Oosten en hij heeft zich uiteindelijk in Thailand gevestigd. Ach jee, hij moet allang dood zijn. Of anders is hij honderd.’
Hij vouwde het velletje open en las het. Sue probeerde mee te kijken; zo te zien was het op een ouderwetse typemachine getypt.
‘Hij is net gestorven,’ ze Laurens. ‘Dit is van een notaris, over de erfenis.’
‘O? Worden we rijk? Laat eens zien?’
Laurens liet zijn ogen opnieuw over het velletje gaan. ‘Zijn bankrekening is al geplunderd door de Thaise overheid, om zijn belastingschulden te betalen.’ Hij schoot in de lach. ‘Ja, dat klinkt wel naar oom Pauli, die ouwe vrijbuiter.’
‘Waarom krijgen wij dan die brief? Is er nog meer?’
Thomans reikte Sue de brief aan en zei: ‘Zijn spullen worden geveild om de rest van zijn schulden te betalen, maar de notaris heeft een oud kabinet gered, waarvan oom Pauli had gezegd dat het een familiestuk is. Hij wilde graag dat dat weer teruggaat naar zijn familie.’
Sue keek op van de brief. ‘Hier staat dat oom Pauli hem gesmeekt heeft ervoor te zorgen dat die kast terug naar Europa gaat. En jij bent blijkbaar de enige overgebleven erfgenaam.’
Laurens knikte. ‘Wat grappig, dat oom Pauli daar zo aan hechtte. Nou, ik wil dat ding wel hebben. Jij?’
‘Ik vind het best. Maar die notaris beschrijft een nogal ingewikkelde procedure om dat stuk het land uit te krijgen. En dat moeten wij kennelijk doen.’
Hij stak zijn hand uit naar de brief. ‘Geef maar, ik ga dat wel regelen. Heb ik wat te doen. Kun jij mijn tablet even aangeven? Ik begin er meteen mee.’
Sue haalde de tablet op. Prima, dat Laurens zich daarmee bezig ging houden. Dat zou hem een beetje van zijn beperkte bewegingsvrijheid afleiden.
‘Joehoe!’ De voordeur klapte tegen de muur aan, zo enthousiast zwiepte Sue hem open. ‘Ik ben weer thuis!’ riep ze er enigszins overbodig achteraan. Ze dumpte de tas met boodschappen op de keukentafel en liep naar de huiskamer. Daar zat Laurens ingespannen te turen op zijn laptop.
‘Hoe is het hier?’ vroeg ze. Hij keek afwezig naar haar op.
‘O hoi, ben je er alweer?’ Meteen richtte hij zijn aandacht weer op het beeldscherm.
‘Met wat voor spannends ben jij bezig?’ vroeg ze en keek op het scherm.
‘Dat kabinet van oom Pauli,’ antwoordde hij. ‘Die notaris had gelijk toen hij zei dat het ingewikkeld is om dat ding het land uit te krijgen. Tot nu toe lijkt het gewoon niet mogelijk te zijn. Niet officieel, tenminste.’
‘Ai, moet je dan het illegale circuit in, om het toch voor elkaar te krijgen?’ Sue woelde even plagend door zijn haar. Laurens trok zijn hoofd weg.
‘Het is niet grappig, Sue. Oom Pauli had er vast een bedoeling mee, om ons dat kabinet na te laten. Anders had hij die notaris niet omgekocht om dat ding buiten de veiling te houden.’
‘Heeft die notaris gezegd dat hij omgekocht is, dan?’
‘Niet met zoveel woorden. Maar als je tussen de regels door leest kan dat niet anders. Oom Pauli zat zwaar in de schulden. Hij was nog niet koud of de politie kwam met tien man het huis bezetten en leeghalen. Ongetwijfeld door zijn schuldeisers opgetrommeld. De aasgieren.’
Sue trok een komisch geschokt gezicht. ‘Wat zou er dan met dat kabinet zijn, dat oom Pauli er zo op gebrand was het ding uit handen van die schuldeisers te houden?’
‘Ik denk dat het hem er vooral om ging om het bij ons te krijgen.’
‘Oké, maar waarom dan?’
‘Geen idee. Ik heb naar aanleiding van die foto op internet gezocht. Het is best een aardig ding maar zeker niet kostbaar. Als je er 500 euro voor krijgt mag je blij zijn.’
‘Sentimental value? Is het een stuk dat al eeuwen in de familie zit of zo?’
‘Niet dat ik weet. Ik heb tenminste nog nooit zoiets gehoord.’
‘Nou, dan weet ik het ook niet.’
‘Ik begin te vermoeden dat er iets anders aan de hand is. Ik denk dat het niet gaat om het kabinet zelf maar om iets wat erin zit.’
‘Iets wat erin zit? Dat ding zal toch wel leeggehaald zijn?’
‘Iets wat erin verstopt zit.’
‘Owww,’ deed Sue geheimzinnig, ‘een geheime la, waar een schat in verborgen zit!’
Laurens keek haar met een wrevelige uitdrukking op zijn gezicht aan. ‘Zo geestig is het niet,’ zei hij misprijzend. ‘Wie weet wat voor belangrijks het is. En als het dan niet lukt om dat kabinet hierheen te krijgen…’
‘Sorry.’ Dat kabinet was kennelijk heel belangrijk voor Laurens. Al kon ze het niet laten er een komisch schuldig gezicht bij te trekken. Zonder dat Laurens het kon zien.
‘Nou ja, ik ga gewoon verder spitten. Op de een of andere manier zal het uiteindelijk wel lukken.’
‘Als er een mogelijkheid bestaat, dan vind jij hem. Dat weet ik zeker.’ Ze gaf hem een kusje op zijn hoofd en verdween naar boven. Toen ze zich nog even omdraaide zag ze dat Laurens weer met een gespannen gezicht aan het typen was.
Een paar dagen later, op een feestje van Lau’s vriend Bram, zag Sue haar echtgenoot driftig naar haar wenken. Hij bleek het middelpunt van een groepje vrienden en collega’s.
‘Lieverd, ik ben net aan het vertellen over Thailand, en Bram en Jan-Frederik vinden dat ik ernaartoe moet gaan!’
Ze keek hem weifelend aan. ‘Naar Thailand gaan? Hoe dan?’
‘Eh… met het vliegtuig,’ ginnegapte Duco, een collega die zo te zien al de nodige alcohol genuttigd had.
Sue negeerde hem en keek vragend naar Laurens.
‘Bram heeft aangeboden mee te gaan om te helpen met de praktische dingen, met de rolstoel en zo. En voor de moral support.’ Laurens knikte naar Bram, die hem bijviel.
‘Ja, ik wilde toch altijd al eens naar Thailand, dus zo slaan we twee vliegen in een klap.’
Laurens en Bram hadden de blije, verwachtingsvolle blik van twee jongetjes met hun spaarpot in de speelgoedwinkel. De anderen in het groepje knikten enthousiast mee en keken allemaal naar haar.
‘Zijn jullie serieus?’ vroeg ze nog voor de vorm, maar het was haar al duidelijk dat Laurens vastbesloten was. ‘Nou oké, als het financieel kan en Bram meegaat, dan moeten jullie dat maar doen.’
Meteen begon iedereen opgewonden door elkaar te praten. ‘Met EasyJet vlieg je voor geen geld naar Bangkok,’ hoorde ze Duco erbovenuit komen. Een reis van minimaal twee dagen met tig keer overstappen, zeker, dacht ze. Maar ze vond het niet zo’n slecht idee, dat Laurens achter het kabinet aan ging. Twee jongetjes samen op vakantie in een exotisch land op zoek naar de schat – die zouden zich wel amuseren.
Puffend in de stoffige hitte van Bangkok liet Laurens zich in zijn rolstoel voortduwen door Bram, die het nog veel warmer moest hebben. Hoe hielden de mensen het hier in godsnaam uit?
‘Hier rechts!’ riep hij luid de Google Maps-instructie, om boven de kakofonie van verkeer en ander lawaai uit te komen. Bram draaide de rolstoel een stoffig steegje in, waar het zo mogelijk nog heter was en de walm van open vuilnisbakken ze tegemoet kwam.
‘Weet je zeker dat we hier moeten zijn?’ hijgde Bram. Hij keek wantrouwig naar de vervallen woningen. Vanaf balkonnetjes keken bewoners net zo wantrouwig terug.
‘Ja, het adres moet echt hier zijn; wel vreemd inderdaad.’ Laurens checkte nogmaals de brief die hij van de Thaise notaris had ontvangen. ‘Hier gewoon rechtdoor.’
Steunend duwde Bram de rolstoel verder en omzeilde zoveel mogelijk het overal verspreide afval. Enkele tientallen meters verder riep Laurens: ‘Stop! Hier is het.’
Bram hield in en de mannen keken sceptisch naar de deur waarvoor ze stilstonden. Er was geen naambordje, geen huisnummer en geen bel. Bram liep ernaartoe en bonsde erop. Vrijwel direct ging de deur open. Een klein Thais meisje loerde door een kier.
‘Ehm, we are coming for the notary?’ Bram hield de brief onder haar neus. Ze keek er even naar en verdween weer, de deur dichtslaand. Verbouwereerd keken Bram en Laurens elkaar aan. Net toen Bram weer op de deur wilde bonzen ging die opnieuw open, dit keer wijd. Een oude man keek bijziend naar ze en zei vragend iets onverstaanbaars. Hij herhaalde dat een paar keer tot Laurens in de vreemde klanken zijn achternaam herkende en heftig knikte. De oude heer noodde ze binnen, wat ze met moeite voor elkaar kregen vanwege Laurens rolstoel, die nauwelijks door de deuropening paste en over de drempel getild moest worden.
In een kamer die verrassend ruim en smaakvol ingericht bleek te zijn, namen ze plaats aan een gepolitoerde tafel. In moeizaam Engels en met hulp van Google Translate lukte het een conversatie te voeren, waaruit bleek dat het nagelaten kabinet van oudoom Pauli, door de notaris, mister Chan-o-cha, in een opslagruimte stond. Wilden de heren uit Nederland hem zien? Ja, dat wilden de heren wel.
Met een taxi – op kosten van de heren uit Nederland – reden ze met mister Chan-o-cha naar de opslagruimte, die een heel eind weg bleek te liggen. Toen ze er ten slotte waren, bleek het een uiterst modern complex te zijn waar vrijwel alles geautomatiseerd was. Laurens liet zich registreren als toegangsgerechtigde tot lot 3005 en kon eindelijk het mysterieuze kabinet aanschouwen. Langzaam reed hij naar het meubelstuk in de felverlichte, nauwe ruimte. Bram en de notaris volgden.
‘Did you investigate the cabinet, mister Chan-o-cha?’
Mister Chan-o-cha schudde heftig zijn hoofd. ‘No no, not my property, I do not touch! But you can!’ Hij gebaarde enthousiast.
Bram stapte naar voren en met een blik op Laurens begon hij het kabinet te onderzoeken. De kast had veel laden, van boven tot bijna onder, vaak twee smalle naast elkaar, soms één brede. Elke ‘verdieping’ had hetzelfde aantal knoppen. Bram trok de laden stuk voor stuk open, maar nergens zat iets in, op een paar haastig wegschuifelende kakkerlakken na. Tot slot opende hij de deurtjes helemaal onderaan, en ook die ruimte bleek leeg.
‘Nothing?’ vroeg mister Chan-o-cha. Hij klonk niet verbaasd.
Bram antwoordde niet maar liep om de kast heen naar de achterkant en begon op het achterpaneel te kloppen. Laurens en mister Chan-o-cha keken elkaar aan.
‘Dit paneel zit los,’ klonk vanachter het kabinet. ‘Zal ik proberen het eraf te halen?’
‘Ja, doe maar!’ zei Laurens. Er verscheen een schittering in zijn ogen.
‘Hmmm… dat gaat niet lukken zonder het paneel te beschadigen,’ zei Bram na wat vruchteloos wrikken.
‘Maakt niet uit, doe maar!’
‘Dan moet ik iets zoeken wat als breekijzer kan dienen,’ antwoordde Bram. Hij kwam vanachter de kast vandaan en keek verbaasd naar de klauwhamer die mister Chan-o-cha tevoorschijn had getoverd en hem voorhield. Met wat gekraak kwam het achterpaneel los.
Laurens kon in de nauwe ruimte niet met zijn rolstoel om de kast heen. ’Wat zie je?’ riep hij.
‘Dat paneel is er later opgezet, het originele achterpaneel is nu zichtbaar. Plus allemaal brieven.’
‘Wat voor brieven?’
‘Wacht, ik kom eraan.’
Met in zijn handen een stapeltje brieven die onder het spinrag zaten, kwam Bram weer tevoorschijn. Gretig pakte Laurens ze aan. Terwijl mister Chan-o-cha en Bram toekeken veegde hij het spinrag weg en haalde een brief uit de bovenste envelop.
‘Ze zijn heel oud,’ mompelde hij, ‘deze is uit 1948. Uit Bermuda.’ Hij scande de handgeschreven tekst en zijn ogen werden groter. ‘Dit is een liefdesbrief! Van een vrouw, Margaretha, aan oom Pauli!’ Hij pakte een volgende brief. ‘Deze ook!’ De derde. ‘En deze!’ Hij grabbelde alle brieven door. Allemaal bleken het brieven van Margaretha.
Hij keek de anderen aan. ‘Zou oom Pauli daarom het kabinet aan mij hebben nagelaten? Zodat zijn liefdesbrieven bewaard zouden blijven?’
Later, in het hotel. ‘Toch raar, die liefdesbrieven, om daar al die moeite voor te doen om dat kabinet uit handen van de schuldeisers te houden,’ zei Laurens, terwijl hij het schone ondergoed uit de koffer in de openstaande la in hun hotelkamer mikte. ‘Hij had die brieven er toch ook zelf uit kunnen halen?’
‘Misschien ging dat niet meer, vanwege zijn ziekte? Of omdat hij door zijn schuldeisers in de gaten gehouden werd?
‘Dan had hij mister cha-cha-cha toch kunnen sturen?’
Bram schoot in de lach: ‘Chan-o-cha, bedoel je! En je hebt gelijk, maar waarvoor anders? Verder zat er niks in het kabinet.’
‘Daarom begin ik te denken dat het toch om het kabinet zelf gaat.’
‘Maar die is geen drol waard, zei je zelf!’
‘Nee, dat kabinet niet. Maar misschien heeft oom Pauli er iets mee gedaan, iets verstopt, niet ín het kabinet, maar iets aan het kabinet zelf.’
‘Tja, nou je het zegt, er zaten wel ongewoon veel knoppen aan.’
‘Ja! Waar zou dat nou voor nodig zijn? Het ding werd er niet echt mooier van.’
‘Zouden die knoppen dan wat waard zijn? Dat ze niet van hout zijn maar van iets anders?’
Laurens grinnikte. ‘Diamanten die geverfd zijn om op hout te lijken of zo, bedoel je?’
‘Waarom niet? Het hoeven geen diamanten te zijn, maar laten we er eentje afschroeven en onderzoeken.’
Laurens dacht na. ‘Het zou best kunnen.’ Hij werd enthousiast. ‘Ja, laten we dat meteen maar gaan doen!’
‘Nu?’
‘Ja, waarom niet?’
Bram knikte. ‘Ik bestel een taxi.’
Twee uur later, ze waren middenin de spits vertrokken, stonden ze weer in de krappe ruimte. Bram probeerde een knop los te schroeven en toen dat niet lukte porde hij met een schroevendraaier op de plek waar de knop aan de kast vastzat. Ineens liet de knop los, viel op de grond en rolde weg. Laurens boog zich snel naar de grond en pakte het ding voordat het door kon rollen. Hij hield het dicht voor zijn ogen.
‘En?’ vroeg Bram.
‘Het is beslist geen hout.’ Laurens bekeek de knop ingespannen. ‘Het lijkt wel steen.’ Hij wreef erover in een poging de bruine verf eraf te krijgen.
‘Steen? Toch diamant?’ vroeg Bram opgewonden.
‘Ik weet het niet. Iemand met verstand van zaken moet er naar kijken,’ zei hij ten slotte. ‘We gaan naar mister cha-cha-cha. Die weet wel iemand die edelstenen kan nagaan.’
‘Dus je denkt dat het een edelsteen is? Dan moeten ál die knoppen edelstenen zijn, anders is het wel heel toevallig dat ik net die ene eruit pik!’
Ze staarden elkaar aan terwijl het tot hen doordrong wat dat betekende. Toen greep Bram de handvatten van de rolstoel en raceten ze terug naar de taxi.
Bezwerend hief mister cha-cha-cha zijn handen op. ‘I do not understand, you take dictionary!’ Hij gaf ze een beduimeld boekje dat haast uit elkaar viel en Bram en Laurens bladerden er koortsachtig doorheen. Ten slotte lukte het ze om de notaris duidelijk te maken wat ze zochten: iemand met verstand van zaken van edelstenen, die de meegenomen knop kon onderzoeken.
‘Ah, you think is valuable?’
Geestdriftig knikten ze van ja.
‘I know someone. I give you address.’ Mister cha-cha-cha pakte een papiertje, schreef er iets op en gaf het aan Bram. ‘Is very good.’
De taxichauffeur, in zijn sas met zijn lucratieve klanten, was blijven wachten, pakte het papiertje, knikte en reed weg, met Laurens en Bram met rode wangen van opwinding op de achterbank. Voor een steegje dat haast niet te onderscheiden was van dat waar mister cha-cha-cha’s kantoor was, stond hij stil. ‘You go,’ gebaarde hij, ‘I wait.’
De edelsteendeskundige bleek een jonge vrouw te zijn. Ze liet ze meekijken terwijl ze met vaardige handen de knop van de verf ontdeed en met haar instrumenten nauwkeurig bekeek, onderwijl in vlot Engels uitleg gevend.
‘Gentlemen, this is an opal. A black opal, to be specific,’ verklaarde ze na haar onderzoek. Laurens keek haar met ogen als schoteltjes aan. ‘Opal? Is that a gem? Is it valuable?’
‘It is not a gemstone like a diamond, it is a mineraloid. But they can be valuable. This one is worth…’ ze draaide de opaal heen en weer voor de loep die in haar oog geklemd zat. ‘… roughly 2000 or 3000 dollars, I think.’
Laurens mond vormde een geluidloze O. Toen grabbelde hij met trillende handen een paar bankbiljetten uit zijn broekzak en stopte die als betaling in de hand van de vrouw.
‘Bram, we gaan als de sodemieter terug naar de opslag,’ zei hij gejaagd en balde zijn vuist om de opaal. Haastig afscheid nemend van de jonge Thaise raceten ze terug naar de wachtende taxi. Bram kon nog net voorkomen dat de rolstoel kapseisde over de hobbelige stenen.
‘Hoeveel knoppen zitten er aan de kast, schat je?’ De taxi scheurde door het drukke verkeer en Laurens keek Bram ongeduldig aan die op zijn vingers in gedachten de knoppen probeerde te tellen.
‘Zo’n 36, denk ik.’
Laurens’ blik werd glazig toen hij het uitrekende. ‘Als die allemaal dezelfde waarde hebben als deze, is dat meer dan een ton! We zijn uit de geldzorgen!’
‘Wauw!’ Bram wilde nog iets zeggen, kon geen woorden vinden en herhaalde: ‘Wauw!’
Zenuwachtig trommelend met hun vingers zaten ze de rit door het drukke verkeer uit, tot ze eindelijk weer voor de opslagplaats stonden. Terwijl Bram, onhandig vanwege de haast, Laurens in zijn rolstoel probeerde te werken, wenkte deze de taxichauffeur, die zei: ‘Yes, I know, I wait here, yes?’
Toen na wat een eeuwigheid leek eindelijk Laurens’ code in de deur van lot 3005 was ingetypt, de deur openzwaaide en Bram hem naar binnen duwde, verstijfden de mannen vlak voor het kabinet. Alle knoppen waren verdwenen.
Laurens staarde naar de gemolesteerde kast en probeerde te bevatten wat hij zag.
Bram schudde zachtjes aan zijn schouder. ‘Dat is de notaris geweest. Die had nog toegang, toch?’
Met een schok kwam Laurens bij en zijn gezicht werd vuurrood. ‘Die rotzak! Die… die… ordinaire dief! We gaan direct naar zijn kantoor, misschien is het nog niet te laat!’
Voor de vierde keer verbeten ze hun ongeduld in de taxi, waarvan de chauffeur zijn geluk niet op kon met zijn kennelijke rijke klanten en zich toeterend een weg baande door de opstoppingen. Toen ze eindelijk bij mister cha-cha-cha’s kantoor aankwamen was die nergens te bekennen. Uit wat ze konden opmaken uit de bezweringen van het meisje dat ze de eerste keer had binnengelaten, was het ook helemaal niet mister cha-cha-cha’s kantoor, maar een kamer die op uurbasis te huur was voor kantoorloze ondernemers, om zakenrelaties te ontvangen. Mister cha-cha-cha had het voor twee dagen gehuurd, vooruitbetaald en was nog geen uur geleden vertrokken zonder een nieuw adres te geven en zonder het te veel betaalde terug te vragen. En of de heren nu wilden weggaan, want de nieuwe huurder kon elk moment komen.
Sprakeloos stonden Laurens en Bram weer buiten en probeerden te bevatten wat hun was overkomen. De taxichauffeur, die was blijven wachten, keek ze verbaasd aan toen ze langzaam instapten. ‘Back to storage? Less traffic now,’ zei hij hoopvol. Bram schudde traag zijn hoofd en vroeg hen terug naar het hotel te brengen.
Onderweg probeerde Bram een en ander op een rijtje te zetten. ‘Goed. Die notaris had dus al het idee dat er iets waardevols met het kabinet aan de hand moest zijn maar hij wist niet wat. Omdat oom Pauli de kast aan jou heeft nagelaten ging hij ervan uit dat jij dat wel zou weten, dus wachtte hij op ons.’
‘Dat zal een tegenvaller geweest zijn, toen wij het ook niet bleken te weten,’ gromde Laurens tussen zijn opeengeklemde tanden door.
‘Dus toen wij hem vroegen om het adres van een edelsteendeskundige om de ladeknop te laten nakijken, dacht hij bingo!, is direct naar de opslag gegaan, heeft alle knoppen eraf gesloopt en is verdwenen.’
‘Gotverdegotverdegotver,’ reageerde Laurens. Hij kon nog steeds niet bevatten dat de schat die hij bijna in handen had aan zijn neus voorbij was gegaan. ‘En de politie waarschuwen heeft hier natuurlijk geen zin. Allemaal handen op één buik!’
Ze zwegen tot ze bij het hotel aankwamen.
Op hun kamer zei hij dat hij met hun open retourticket de eerstvolgende vlucht terug naar Schiphol zou boeken. Bram knikte en begon in te pakken. Laurens pakte de brieven die uit het achterpaneel te voorschijn waren gekomen.
‘Neem je die mee?’ vroeg Bram.
Laurens liet ze door zijn handen glijden. ‘Ach ja,’ zei hij ten slotte. ‘Het is een aandenken van oudoom Pauli. En misschien kan ik ze slijten aan een tijdschrift of zo. Ze zijn nogal erotisch.’
‘O ja?’
‘Ja, Margaretha was heel duidelijk in het aangeven wat ze wilde dat oom Pauli met haar deed. Bijzonder expliciet, zeker voor die tijd.’
‘Die ouwe geilaard! Toch moeilijk om je voor te stellen, bij zo’n ouwe man.’ Bram waagde een grijnsje.
‘Nou ja, ouwe mannen zijn ooit jonge mannen geweest. En oudoom Pauli schijnt nogal een schavuit geweest te zijn in zijn tijd.’
Hij legde de brieven op het nachtkastje en pakte zijn telefoon voor de retourvlucht. Dat viel tegen. Met hun goedkope aanbieding konden ze pas een week later terugvliegen. Vloekend smeet hij zijn telefoon op het bed.
‘Ook dat nog! Moeten we nog een week langer de hotelkamer betalen! Ik kom armer terug dan ik vertrokken ben!’
‘Je hebt die ene opaalknop nog,’ merkte Bram op, ‘daar kun je de kosten ruimschoots van betalen.’
Daar had Laurens nog niet aan gedacht, en hij kikkerde een beetje op.
‘Weet je wat,’ zei Bram, ‘we vragen onze taxichauffeur om een goedkopere plek. Dat weet hij vast en we zijn zulke goeie klanten geweest dat hij ons wel zal willen helpen.’
Hij verdween naar beneden en kwam even later weer boven met het bericht dat de taxichauffeur een kamer bij hem thuis had aangeboden. ‘Hij hoeft er niet veel voor te hebben maar we moeten wel een kamer delen met zijn twee zoons en samen in één bed slapen. Doen?’
Dat vooruitzicht trok Laurens niet erg aan, maar hij wilde de opbrengst van de overgebleven opaalknop zo veel mogelijk intact houden en vroeg: ‘Hoeveel is ‘niet veel’?’
‘Dat moeten we nog afspreken. Ik wilde eerst weten of het een optie is.’
Laurens’ hebzucht won het van zijn behoefte aan een eigen bed, en toen ze het over de prijs eens waren geworden verkasten ze naar de woning van de taxichauffeur, met wie ze met een handdruk en het uitwisselen van namen – de taxichauffeur heette Purvis – officieel kennis maakten.
Purvis bleek in al net zo’n steegje te wonen als waar mister cha-cha-cha zijn nepkantoor had en de edelsteendeskundige haar echte. Het huisje was klein, vol met spullen en kinderen, en het was een tour om er met Laurens’ rolstoel doorheen te manoeuvreren. Purvis ging ze voor naar een kamer waar twee bedden een groot deel van de ruimte in beslag namen. Beide bedden waren bezet door jongens van een jaar of 16, die geconcentreerd op hun telefoon keken en zo te horen aan het gamen waren. Hun vader hield een onbegrijpelijk betoog tegen ze en de ene jongen verhuisde naar het bed van de andere, waar ze tegen elkaar aan gedrukt onverstoorbaar verder gingen met gamen.
‘You unpack, I get new sheets, yes?’ Purvis verdween.
Laurens en Bram keken wat hulpeloos om zich heen. Bram begon te grinniken. ‘Ach, je moet alles eens meegemaakt hebben,’ zei hij. Laurens begon zijns ondanks mee te grinniken, de jongens keken op van hun telefoon en grinnikten mee. Toen Purvis terug kwam met vers beddengoed schaterden ze het allevier uit en Purvis deed enthousiast mee.
Terwijl hun gezamenlijke bed werd opgemaakt, appte Laurens Sue en bracht haar op de hoogte van de teleurstellende uitkomst van de kabinetqueeste. Hij sloot af met: ‘Ik moet ook nog een weekje langer blijven want de retourvlucht met dit ticket is pas over een week. Maar we hebben een goedkoper onderkomen gevonden. Ik vertel het je allemaal wel als ik weer terug ben.’
Op een winderig Schiphol laadden Bram en Sue de rolstoel in de kofferbak. De stemming was bedrukt. Vanachter het stuur wierp Sue een blik op Laurens die naast haar zat.
‘Vertel nou eens wat meer! Oké, het kabinet was een sof maar wat hebben jullie verder die week gedaan?’
‘Weinig,’ antwoordde Laurens knorrig. ‘Want geld besparen, weet je wel.’
‘Nou,’ kwam Bram van de achterbank, ‘we hebben wel wát gedaan, Bangkok is gelukkig goedkoop, street food kost haast niks en we hebben veel gewandeld. En slapen was ook niet duur.’ Hij grinnikte even. Laurens grimlachte mee, tot Sue’s verbazing. Ze keek hem vragend aan. Hij legde uit: ‘Het was een klein kamertje dat we moesten delen met de twee puberzonen van de taxichauffeur. Zij met z’n tweeën in één bed en wij ook, knus tegen elkaar aan.’
‘Ja, voor homo’s was het vast ideaal geweest,’ zei Bram.
‘In plaats van puberzonen had ik er liever puberdochters bij gehad,’ zei Laurens. ‘Geintje!’ voegde hij haastig toe. Sue rolde met haar ogen.
‘Ik heb thuis een welkomstfeestje georganiseerd,’ zei ze. ‘Niets groots, een paar vrienden en collega’s. Dat leek me wel gezellig voor jullie.’
‘Wat lief, Sue!’ Vanuit haar ooghoeken zag ze Laurens verrast naar haar kijken. ‘Nou ja, na die teleurstelling en zo…’ reageerde ze.
Ze parkeerde op de oprit die de feestgangers attent voor haar hadden vrijgelaten. Toen ze uitstapten kwamen er al een paar naar buiten. Handen werden geschud, schouders beklopt, meelevende geluiden gemaakt.
Binnen vroeg Jan-Frederik aan Laurens om het verhaal uit de doeken te doen. Iedereen stond in een kring om Laurens en Bram, Laurens vertelde, aangevuld door Bram, hoe ze door mister cha-cha-cha (’hahaha! Hilarisch!’) naar de opslag waren meegenomen, dat ze niks hadden kunnen vinden behalve de liefdesbrieven (’liefdesbrieven? Toch wel pikante, hoop ik?’), hoe ze op het idee kwamen dat er iets met de ladeknoppen moest zijn, dat mister cha-cha-cha ze naar een edelsteendeskundige verwezen had (’een lekker ding, zei je?’) en terwijl zij daar waren, alle knoppen van het kabinet gesloopt had (’je had ook meteen zijn toegang moeten blokkeren!’ ‘Gee, you think?’), waardoor ze met lege handen achterbleven. En dat ze nog een week in Thailand moesten doorbrengen en bij de taxichauffeur op een kamer samen met zijn kinderen hadden gebivakkeerd (’toch wel lekkere jonge meiden? O, sorry, Sue!’).
‘Dus dat is de situatie, heren,’ besloot Laurens zijn relaas. Exit alle dromen over een schat.’
‘Behalve Sue dan,’ zei de collega die de ‘lekkere jonge meiden’ had genoemd, ‘dat is natuurlijk je échte schat!’ Slijmbal, dacht ze.
Tijdens het ongemakkelijke gelach dat op die opmerking volgde, vroeg Walter: ‘Maar die brieven dan, die waren toch behoorlijk oud? Zaten die niet in enveloppen, met postzegels? Die kunnen best wat waard zijn. Waar kwamen ze vandaan?’
‘Nou je het zegt…’ Op Laurens’ gezicht begon hoop te verschijnen. ‘Alle enveloppen zaten volgeplakt met postzegels! Eh, ze kwamen uit Bermuda, als ik het me goed herinner.’
‘Bermuda? Welk jaar? Er is er een uit 1948, die is meer dan 110.000 euro waard!’ Iedereen keek Walter glazig aan. ‘Ik heb filatelie als hobby,’ verklaarde hij.
‘Maar… maar…’ stotterde Laurens, ‘dan kunnen die postzegels nog veel meer opleveren dan die opalen!’
‘Waar heb je die enveloppen gelaten?’ Sue schudde aan Laurens’ schouder.
‘Eh… ik heb ze net in de papierbak gegooid, ik was zo nijdig!’
Bram rende al weg, op de voet gevolgd door Sue. Ze graaiden door de inhoud van de bak maar vonden geen oude enveloppen.
‘Wáár dan?!’ riep Sue gefrustreerd naar Laurens, wiens rolstoel geblokkeerd werd door het haastig meegelopen groepje.
‘Ik heb ze daar in laten vallen! Nét! Toen we binnenkwamen!’ Laurens stem sloeg over en zijn rolstoel bonkte tegen de hielen van de mannen die de doorgang versperden.
‘Hé jongens, waarom blijven jullie allemaal binnen?’ klonk achter ze de vrolijke stem van Duco. ‘Kom gezellig naar buiten! Het is wat kil maar ik heb de vuurkorf aangestoken, lekker! Nemen jullie nog wat meer oud papier mee?’
The Depressed End