Time is in je boek absoluut of the essence. Zo is grammaticale tijd een belangrijke bouwsteen, maar tijd is een fenomeen dat zich op nog veel meer manieren in je verhaal kan manifesteren. Denk bijvoorbeeld aan chronologie, sprongen, het tijdperk waarin je verhaal zich afspeelt, tijd hebben om te schrijven – of juist niet :-p, en meer.
Tijd in je verhaal is zo veelzijdig dat ik er een apart onderwerp van gemaakt heb in het curatieartikel. Daarin vind je naarmate de tijd vordert (ghe) steeds meer artikelen over deze boeiende materie.
In dit artikel vertel ik je over verteltijd en vertelde tijd, over tempo, rekken en rennen, en wat dat kan doen voor je verhaal.
Verteltijd en vertelde tijd
Altijd handig om deze termen te kennen.
Verteltijd
Verteltijd is de tijd die het kost om het boek te lezen (waarom het dan geen leestijd heet, beats me). Die kan worden uitgedrukt in uren, dagen enzovoort, maar omdat leessnelheid varieert wordt de verteltijd mestal uitgedruktin aantal woorden, zinnen, pagina’s en dergelijke.
‘De kroeg zag er goor en vervallen uit, en er hing een muffe lucht.’ – hier is de verteltijd één zin.
Van een boek van 50.000 woorden is de verteltijd 50.000 woorden. Of x-aantal pagina’s, x-aantal woorden, enzovoort.
Vertelde tijd
De vertelde tijd is de tijd die de werkelijkheid in je verhaal duurt.
‘Vijf jaar duurde het, voordat ze haar doel bereikt had.’
De verteltijd is hier één zin, de vertelde tijd is vijf jaar.
Verteltempo
Het verteltempo van je verhaal kan zich manifesteren in tijdversnellingen en tijdvertragingen.
Tijdversnelling is ook bekend als tijdverdichting en acceleratie.
Tijdvertraging is ook bekend als tijdverruiming en tijdsverlenging, en met een duur woord: retardatie.
Tijdversnelling
Bij een tijdversnelling is de verteltijd korter dan de vertelde tijd.
Als je een stuk tekst in je verhaal compact en bondig vertelt, heb je tijdversnelling toegepast. De tijd in dat deel van je verhaal is dan verdicht, ingedikt.
Voorbeeld:
‘Hij zet de vaat in de vaatwasser en vertrekt.’
Dat is een versnelling van:
‘Hij verzamelt de vuile borden en zet die op een rij in de vaatwasser. De koekenpan spoelt hij af maar die blijkt niet naast de borden te passen. Dus ruimt hij alles weer uit en past en meet net zo lang tot alle vuile vaat zijn plek heeft. Hij pakt een vaatwasblokje, peutert het plastic eraf – dat omhulsel blijkt niet altijd los te komen tijdens het draaien – legt het in het vakje, kiest het programma, zet het apparaat aan, en vertrekt.’
Een versnelling kun je gebruiken om oninteressante stukken in te korten, zodat je net genoeg vertelt om het verhaal begrijpelijk te houden zonder dat je lezer zich gaat vervelen.
Hoed je voor saai
Omdat je lezer in een versnelling niet met haar neus bovenop de gebeurtenissen zit, loop je het risico dat de versnelling saai wordt. Maak die dus niet te lang, gebruik actieve zinnen en beeldende, levendige woorden. Een beeldend woord is een neutraal woord waar je emotie in stopt; je voegt het als het ware samen met een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord: in plaats van gezicht: tronie, in plaats van kijken: gluren, in plaats van lachen: ginnegappen, in plaats van verlangen: hunkeren.
Tijdsprong
Een tijdsprong is een vorm van tijdversnelling. Met een tijdsprong spoel je in een of meer zinnen uren, dagen, maanden, jaren door: ‘Twee jaar later…’ Een tijdsprong is handig als er in die verdichte tijd niets relevants voor het verhaal gebeurt. Bijvoorbeeld als je personage op zijn/haar oude dag terugkijkt op levensveranderende gebeurtenissen van tig jaar geleden. Als er in die tig jaar niets essentieels gebeurt, hoef je daar ook niet iets over te schrijven.
Zo’n tijdsprong kun je ook gebruiken om de ontwikkeling van je personage weer te geven. Zoals in bovenstaand voorbeeld, als je personage bij dat terugkijken die gebeurtenissen in een heel ander licht ziet dan destijds.
Een voorbeeld van een tijdsprong in Stephen Kings 22.11.63:
En hier in American Gods, van Neil Gaiman:
Andere springvormen
In plaats van het expliciet benoemen van de overbrugde tijd, kun je de tijdsprong ook op een andere manier aanduiden:
‘Zeven onderzochte vuilniszakken later had Sue nog steeds niet gevonden wat ze zocht.’
‘Eindelijk spuugde de printer de laatste van de 500 pagina’s uit.’
‘Na de film kon Dirk eindelijk…’
‘Vijf vakanties later…’
Tijdvertraging
Bij een tijdvertraging is de verteltijd langer dan de vertelde tijd.
Tijdvertraging is het tegengestelde van tijdversnelling. Bij tijdvertraging kruipt de tijd voorbij. Je speelt de gebeurtenissen vertraagd af, als in slow motion.
Deze techniek kun je gebruiken als er iets spannends of belangwekkends of schokkends plaatsvindt; je rekt dan de spanning op. Je geeft je lezer een vergrootglas op de gedachten en gevoelens van je personage, waardoor die extra indringend bij je lezer binnenkomen.
Tijdvertraging is ook heel bruikbaar in de aanloop naar een cruciale gebeurtenis of kantelpunt – langzaam maar onontkoombaar nadert het fatale moment, als een locomotief die bijna stilstaat maar steeds dichterbij het op de rails vastgebonden slachtoffer rolt. Zo bouw je de spanning op.
Tempowisselingen
Alleen maar snel of alleen maar traag – als het je al lukt om zo te schrijven – is saai. Varieer dus in je verteltempo.
Tijd is oneindig*
Maar dit artikel is wel tot een einde gekomen. Treur niet, er volgen er meer. Zie ook deze artikelenlijst in de curatie. Wordt regelmatig aangevuld.
O, en hier kun je de podcast Time is of the essence luisteren.
Ik wens je een fijne tijd!
* Hoewel…