Als je je boek opdeelt in drie stukken: begin, midden en einde, dan ziet dat er ongeveer als volgt uit.
Beginstuk
Het beginstuk introduceert je hoofdpersoon en het conflict. Het laat zijn* vruchteloze pogingen zien om dat conflict op te lossen, maar dat lukt voor geen meter omdat elke stap in die richting geblokkeerd wordt. En vanwege zijn halfhartige aanpak. Dat gebrek aan daadkracht komt voort uit zijn tegenzin om de onaangename waarheid van het conflict onder ogen te zien – zit het probleem misschien ook in hemzelf?
In dit beginstuk is je hoofdpersoon niet actief maar reactief.
Eindstuk
Het eindstuk is de apotheose. Het gaat over de oplossing, de ontknoping: het laatste en lastigste stuk van de weg naar de top van de berg, de groei die je personage daarvoor heeft doorgemaakt, eventuele verrassingen die je nog in petto hebt, en uiteindelijk het happy (of unhappy) end.
Middenstuk
Tussen begin en einde zit een heel stuk boek dat die twee delen moet verbinden, op een geloofwaardige, boeiende manier.
Dat is nog niet zo eenvoudig. Na je veelbelovende begin lonkt in de verte wel het omverblazende einde, maar voor je voeten gaapt een peilloze afgrond. En aan jou de taak om die afgrond op te vullen met het middenstuk.
De openbaring
Cruciaal in het midden is het moment van de waarheid. Je protagonist komt tot een belangrijk inzicht, een openbaring, waardoor hij ineens ziet – gedwongen wordt om te zien – wat het échte conflict is, in plaats van de problemen en probleempjes die er slechts een afgeleide van zijn. Hij wilde dat niet zien maar hij kan er niet langer omheen.
Het is een kantelpunt. Van je hoofdpersoon en van je verhaal.
Hierdoor verandert hij van aanpak: hij neemt de regie en drukt de antagonist in het defensief. De rollen zijn omgedraaid.
Van kwaad tot erger
Dat betekent niet dat hij nu meteen halleluja-scanderend naar de overwinning marcheert. Sterker nog, hij krijgt het meestal nóg zwaarder. Omdat het conflict veel groter, veel structureler blijkt te zijn, en veel meer impact blijkt te hebben op hemzelf en zijn dierbaren. Als (áls) hij het kan oplossen zal de situatie fundamenteel anders zijn dan voorheen. Híj zal fundamenteel anders zijn dan voorheen: groei.
Hoewel hij nu het echte probleem onder ogen ziet en serieus te lijf gaat, leidt dat niet direct tot succes (het probleem is niet voor niets zo groot). Sterker nog: hij faalt jammerlijk en de situatie wordt er alleen maar slechter op. Na diverse dappere maar mislukte pogingen lijkt alles hopeloos verloren. (Als het goed is zit je lezer nu nagelbijtend te zweten. 😉)
Extra stress
Goed. Je middenstuk gaat dus om de strijd van je hoofdpersoon om het probleem – het échte probleem – op te lossen. Waarbij alles eerst slechter moet worden voordat het beter wordt. Dat is de kern.
Die kern kun je aankleden om het nog spannender te maken. (Nóg spannender? Jazeker.) Zo kun je verraad laten plegen – op een cruciaal moment, door iemand die heel dicht bij je hoofdpersoon staat: zijn beste vriend, een dierbaar familielid, zijn geliefde. Misschien blijkt dat personage wel de échte antagonist te zijn! 😮
Of confronteer je hoofdpersoon ineens met een klok die aftelt naar de deadline – nog meer stress, nog meer kans op fouten, nog meer spanning. Met tijd kun je leuk spelen.
Let op: alles wat je toevoegt moet binnen het weefsel van je verhaal passen; het moet daar een logisch onderdeel van zijn, kloppen met de verhaallijnen, stukjes op zijn plaats laten vallen. Zo niet, dan voelt je lezer zich bekocht.
Gewoon doorgaan
Een goed boek schrijven is niet eenvoudig. Maar het is een kwestie van gewoon doorgaan. Precies wat je hoofdpersoon doet.
Life is not so much about beginnings and endings as it is about going on and on and on. It is about muddling through the middle. – Anna Quindlen
Veel plezier met je bovengemiddelde middenstuk!
Liever luisteren? Dat kan hier.
Meer over begin, midden en einde van je boek vind je hier.
* Omdat het nogal een gedoe is (en lastig leesbaar) om overal ‘hij/zij’ en ‘hem/haar’ te schrijven, gebruik ik ‘hij’ en ‘hem’ als “genderinclusieve” term 😉, dus ook voor ‘zij’ en ‘haar’.