In je bestseller-in-de-maak praten je personages met elkaar. Ze babbelen, causeren, converseren, keuvelen, klappen, kleppen, klessebessen, kletsen, kouten en kwebbelen. Ze lullen, ouwehoeren, palaveren, parlevinken, poekelen, reppen, snateren, snappen, spreken en tateren.
Er bestaan boeken waarin niet gepraat wordt, maar in het algemeen geldt: zonder gesprekken weinig verhaal.
Doel van de dialoog
Je schrijft een dialoog omdat je daar een bepaald doel mee hebt (zoals alles wat je schrijft een doel heeft). Je wil bepaalde informatie overbrengen, je gebruikt het als bruggetje naar een nieuwe situatie, je wil de onderlinge verhoudingen van je personages duidelijk maken, je wil de gemoedsgesteldheden laten zien, je wil iets over het karakter van je personages vertellen, enzovoort.
Hou dat doel voor ogen bij het schrijven van je dialoog.
Herkenbare gesprekspartners
Hoe minder gesprekspartners, hoe makkelijker. Het gesprek tussen twee personages gaat pingpongend heen en weer en het is altijd duidelijk wie er spreekt. Zijn er meer personages die praten, dan kan dat het gesprek spannender maken, maar ook lastiger om te schrijven. Je wil voorkomen dat de lezer moet uitzoeken wie er praat, dat haalt hem uit zijn leesflow.
Dialooglabels kunnen helpen. Dialooglabel zijn toevoegingen als: ‘zegt hij’ of ‘antwoordt Astrid’. Ze vertellen letterlijk wie er aan het woord is. Gebruik ze spaarzaam, want het zijn in wezen regie-aanwijzingen en die halen de aandacht van je lezer weg van het gesprek zelf.
Varieer bovendien niet krampachtig in je dialooglabels. Veel schrijvers vervangen ‘zegt’ zo veel mogelijk door een ander woord, maar die synoniemen leiden alleen maar af. ‘Zegt’ is bijna onzichtbaar; je lezer registreert het nauwelijks. Als je dialooglabels gebruikt is ‘zegt’ prima, ook in herhaling. Let er maar eens op als je een boek leest.
Hoe meer je gesprekspartners zich van elkaar onderscheiden, hoe makkelijker je het je lezer maakt te weten wie er aan het woord is. Geef ze een typische eigen stem en een kenmerkende manier van praten. Laat uit alles wat ze zeggen en uit hoe ze het zeggen hun persoonlijkheid blijken. Zie ook dit artikel.
Niet iedereen is even belangrijk
Zijn er meer dan drie deelnemers in de dialoog*, maak dan niet ieders aandeel even groot. Meestal draait het om twee of drie sprekers en dienen de anderen voornamelijk om het gesprek de door jou bedoelde kant op te sturen of een wending te geven:
Personage A:
“Geef het maar toe, je hebt me bedrogen!”
Personage B:
“Hoe kom je daar nou bij? Alleen omdat ik een bezoek heb gebracht aan dat nieuwe bedrijf?”
Personage C:
“Dat vliegtuig stort neer!”
Bij twee sprekers gaat het gesprek uiteraard om en om. Maar zijn het er meer dan twee, vermijd dan het stokje-doorgeven: eerst zegt Jan iets, dan Piet, dan Klaas, vervolgens Jan weer, dan Piet, enzovoort. Dat komt houterig en onecht over. Meestal is er één dominante spreker, die vooral van een of twee andere respons krijgt, en gooit de rest alleen zo nu en dan wat brandstof in het gesprek.
Spanning
‘Brandstof’ zei ik in de vorige zin. Brandstof om het vuurtje in stand te houden en aan te wakkeren, want een dialoog moet ook spannend zijn. Een gezellig babbeltje kan couleur locale geven en een rustpunt zijn, maar kan ook het tempo en de spanning laten inkakken.
Spanning in een dialoog kun je verhogen door de inhoud van het gesprek: conflict, ruzie, dreigementen en dergelijke, maar vooral ook door het prijsgeven van een klein deel van essentiële informatie (waardoor de lezer nóg nieuwsgieriger wordt naar de rest).
Spanning ontstaat ook door tegenstellingen in de deelnemers: uiteenlopende of botsende karakters, spanning in de verhouding tussen de gesprekspartners, ongelijksoortige achtergronden, verschil in macht en gezag, enzovoort.
Niet-letterlijke dialoog
Niet alles wat de deelnemers in het gesprek zeggen hoef je letterlijk op te schrijven. Je kunt bepaalde stukken dialoog ook beschrijven.
Twee voorbeelden van een niet-letterlijk stukje dialoog, uit To Kill a Mocking Bird van Harper Lee:
Handig maar tricky
Je kunt dialogen gebruiken om informatie aan je lezer te geven en dingen uit te leggen, maar er loopt een thin line tussen precies voldoende en te veel. Toch moet je op de een of andere manier informatie overbrengen; je lezer kan maar zoveel zelf ontdekken. Met name als de context en omgeving waarbinnen het verhaal zich afspeelt, geheel buiten de wereld van de lezer valt, is het een uitdaging om noodzakelijke informatie onopvallend, op een natuurlijke manier en goed gedoseerd over te brengen
Het boek dat ik momenteel aan het schrijven ben, speelt zich deels af in een andere wereld, waar het leven en de samenleving anders werken dan in de onze. Het is best lastig om de regels, normen, gebruiken en eigenaardigheden van die onbekende samenleving op een natuurlijke, casual manier aan mijn lezers te vertellen. En kennelijk vond ik dat nog niet uitdagend genoeg, want het leven in die vreemde wereld draait om een wedstrijd, met zijn eigen, specifieke wedstrijdelementen.
Ik heb eerst voor mezelf een structuur opgesteld hoe die wedstrijd in elkaar zit – hoe het werkt met de regels, de partijen, de puntentelling, het publiek, het stemmen, het wedden, enz. – Toen moest ik een manier vinden om dat allemaal op een terloopse, natuurlijke wijze op mijn lezer over te brengen. Daar kon ik niet al te lang mee wachten want dan zou die lezer geen hout van het verhaal snappen en algauw afhaken. Dus ik heb best veel informatie via dialogen laten doorsijpelen, waaronder een ‘overhoring’ door een veteraan van twee jonge leerlingen die voor de wedstrijd opgeleid worden.
Ik zal er waarschijnlijk nog veel aan veranderen – schrijven is herschrijven.
Uitleggen, of dat nou via dialogen of op andere manier is, is altijd tricky. Voor je het weet is het uitleggen overduidelijk en legt je lezer je boek weg. Beperk dus de informatie die je geeft zoveel mogelijk tot dat wat absoluut noodzakelijk is om het verhaal te kunnen volgen, en laat voor de rest je lezer dingen zelf ontdekken.
Ja, ik weet het, het is een thin line. :-p
Meer lezen over dialogen? Dat kan hier.
* Dan mag het stikt genomen geen dialoog meer heten, want letterlijk betekent ‘dialoog’: tweegesprek. Maar hoe heet dan dan: multiloog?